zondag 28 oktober 2012

Crimineel


"Zo, die durven", dacht ik nog toen ik een aantal maanden geleden deze poster ergens zag hangen, "Dat gaat ze stemmen kosten".
De VVD is immers de partij voor de rijken, ook al doen ze af en toe een beetje hun best om ons iets anders te doen geloven. En hoe word je rijk?
Ooit las ik op een tegeltje: "Wie niet steelt of erft, zal werken tot hij sterft".
Natuurlijk zijn er vele rijken in Nederland die hun fortuin bijeen gegaard hebben op een fatsoenlijke manier: door hard werken, door slim (maar eerlijk) inspelen op zich voordoende kansen, door het aan te durven risico's te nemen of gewoon door geluk of pure mazzel.
Zulke mensen gun ik hun rijkdom en ik begrijp dat je, als je er hard voor gewerkt hebt, dat bezit ook wilt behouden. Een stem op de VVD is dan ook volkomen legitiem en logisch.
Toch denk ik dat er nogal wat Nederlanders zijn die op een berg geld zitten, waar ze misschien niet helemaal eerlijk aan gekomen zijn.
Nou, soms misschien wel eerlijk (volgens de letter van de wet dan), maar dan toch niet op een fatsoenlijke manier. Dan denk ik aan de berichten over bestuurders en directeuren die enorme bonussen opstrijken of gouden handdrukken accepteren, terwijl ze hun bedrijf in terminale staat achterlaten.
Ook zij zullen hun vergaarde fortuin willen behouden en dus VVD stemmen.
Maar bij het zien van bovenstaande poster hadden zij zich misschien kunnen bedenken.....

Gezien de verkiezingsuitslag zien zij zichzelf niet als crimineel en denken dus buiten schot te blijven.
Wat is een crimineel eigenlijk? Het woordenboek geeft meerdere omschrijvingen.
Iemand die misdaden pleegt.
Tja, dat ligt moeilijk. Dat moet wel bewezen worden. Dan moet je door een rechtbank veroordeeld worden. Deze jongens hebben echter vaak voldoende pecunia om slimme advocaten in te huren om de mazen in de wet te vinden of de zaak, door vormfouten of een verkeerd geplaatste komma in de dagvaarding, geseponeerd te krijgen.
Maar ik vond ook de omschrijving: iemand die slechte dingen doet.
Kijk, dan komen bovenomschreven figuren volgens mij wèl in beeld.
Dan komen ze in het rijtje van het meisje dat een lipstick jat bij de drogist, de onfortuinlijke vogeltjesdief en Willem Holleeder.
Mensen die slechte dingen doen.

Nee, ik stem geen VVD.
Kent u meteen mijn financiële positie.
Mocht u spontaan overwegen een collecte voor mij te gaan houden: niet doen. Niet nodig.
Nee, u hoort mij niet klagen. Ik heb het goed en kan prima rondkomen.
Bovenstaande poster had mij misschien zelfs kunnen verleiden om toch een keer VVD te stemmen.
Maar ik weet.
Verkiezingsbeloften worden per definitie niet gehouden.
Hoe zat dat ook alweer met die hypotheekrenteaftrek, Mark?

Of...................?

Misschien komt het doordat we met een demissionair kabinet zitten en de onderhandelingen voor een volgend nog in volle gang zijn, maar het is wel opmerkelijk.
In één maand tijd worden twee VVD coryfeeën aangeklaagd wegens corruptie, fraude en omkoping.
Nu maar eens afwachten in hoeverre de postertekst ook daadwerkelijk in praktijk gebracht wordt.
Als gevolg van een van deze affaires, zegt een (VVD)burgemeester zijn baan op en stapt de volledige VVD fractie uit de gemeenteraad van Roermond.
Uit solidariteit? Niet echt een woord dat bij de VVD hoort.
Of wordt ook hen de grond te heet onder de voeten, hebben ook zij boter op hun hoofd, en vrezen ze de door de eigen partij aangekondigde ferme aanpak van mensen die stoute dingen doen.

Macht corrumpeert.
Dat is nou eenmaal zo.
En het is voor de hand liggend dat juist politici daar extra vatbaar voor zijn.
Ze zitten nou eenmaal op een positie waarin gehandeld en gedeald moet worden om dingen voor elkaar te krijgen.
Integriteit is echter voor onze bestuurders een absolute must.
Maar.... het zijn en blijven wel mensen.
Zoals u en ik.
Wie zonder zonden is, werpe de eerste steen.....


En, eerlijk is eerlijk.
Als ze mij, bij mijn afscheid van het onderwijs, een gouden handdruk hadden aangeboden (wat niet gebeurd is overigens) van 100.000 euro.....
Ik had mijn menselijke kant getoond en het gewoon aangepakt.
Had ik bij de laatste stembusgang misschien wel VVD gestemd.....



zondag 21 oktober 2012

Noordeinde 104 II


De Bullebak

Ons huisje aan het Noordeinde stond op een zogenaamde "wurft". De Veen kende meer van die wurften. Sommigen hadden zelfs een naam, zoals de Suiker-en-Bolwurft (waar oma Pouw woonde) en de Kakelwurft.
Een wurft was de benaming voor een stuk land  achter de lintbebouwing van het dorp, waarop een aantal arbeidershuisjes bijeen stonden. De paden rondom die huisjes waren niet meer dan aangestampte aarde, hier en daar "verhard" met koolas of grind. Onze wurft werd aan de noord- en zuidzijde begrensd door een sloot. De sloot ten noordzijde, waar mijn vader mij de eerste beginselen van de schaatssport bijbracht, werd eind 50-er jaren in het kader van de ruilverkaveling gedempt en werd de plek waar buurman Kobus de Krijger zijn oude ijzer verzamelde. Een verboden, en dus voor ons kinderen zeer aantrekkelijke speelplek. De mooiste schatten waren daar te vinden.

Als peuter was mijn wereldje nog beperkt. Met zoveel water in de buurt werd ik angstvallig binnen "het hek" gehouden. Daar mocht ik spelen in het grind of in de bleek, onder de esdoorn die daar stond. Urenlang kon ik mij vermaken met het kijken naar de eigenwijs in de grond krabbelende kippen in het kippenhok.
Er kwam echter een tijd dat ik "los" gelaten werd en mijn wereld vergroot werd met de omliggende wurft.
Daar stond de schuur, waar soms in het deurgat een onvoorzichtige haas hing, welke door mijn vader op zijn dagelijkse gang van of naar zijn werk langs de wegkant gevonden was, en daar hing om "te besterven". Het bericht in de Volkskrant van 19 oktober dat opgravingen hadden aangetoond, dat de prehistorische mens ook aaseter was, was voor mij dan ook geen wereldschokkend nieuws.
In de schuur was ook het kolenhok, waar wij zomers, als hij leeg was, poppenkast speelden, waarbij wij zelf de poppen waren. Ik herinner mij nog een voorstelling waarbij ik, als Jan Klaassen, agent buurjongetje Dick blijkbaar een iets te harde tik verkocht, waarop hij met een paar fikse meppen arme Jan (ik dus) volledig achter het schot sloeg.
Ooit heb ik als kleuter de wurft een keer stiekem verlaten en ben het dorp in gegaan, de wijde wereld in.....
In mijn herinnering had ik uren gelopen en was er vast van overtuigd, dat ik nu toch wel in "het buitenland", waar ik mijn ouders wel eens over had horen spreken, terecht gekomen moest zijn. Ik weet nog dat het mij zeer bevreemde, dat ik enkele mensen die met elkaar stonden te praten, gewoon verstond. Mijn ouders hadden namelijk verteld, dat mensen in het buitenland vreemde talen spraken die wij niet begrepen. Altijd zoekend naar een plausibele verklaring zal ik ongetwijfeld gedacht hebben dat het Veenders waren die op vakantie waren in het buitenland.....
Op de wurft speelden we met de buurkinderen, lieten we onze vlieger, samen gemaakt met pappa, op en leerden we fietsen.
Niet op een kinderfietsje met zijwieltjes, maar op een "grote mensen fiets", opzijhangend, met één been onder de stang door.
De sloot, daar bleef ik uit de buurt.....

Vanmiddag (vrijdag, 19 oktober) wandelde ik nog langs die plek waar ik geboren ben....
De ooit zo wijds lijkende sloot bleek slechts enkele meters breed.
Een sloot, die ik in mijn kindertijd angstvallig heb gemeden.
Want daar.... woonde de bullebak!


Om mij te behoeden voor een nat pak, of erger, hadden mijn ouders mij namelijk verteld dat in de sloot een monster huisde: de bullebak. Deze was gek op kleine kinderen en aasde altijd op peuters die iets te dicht bij de slootkant kwamen. Hij greep ze dan onvoorwaardelijk en sleepte ze mee naar de diepte, om ze daar op te peuzelen.
Moderne pedagogen zullen ongetwijfeld hun kanttekeningen plaatsen bij deze aanpak, maar zij hielp wel! Ik, noch een van mijn broertjes of zusje is ooit te water geraakt in die toch waterrijke omgeving waar wij opgroeiden.
Achteraf beschouwd ligt hier misschien wel de oorzaak waarom ik nooit een echte zwemliefhebber ben geworden.
Maar dat kan ook veroorzaakt zijn door de "zwemlessen" die ik later mocht ondergaan tijdens het schoolzwemmen in het "zwembad". Een afgezet stuk Braassemermeer, waar we bij een temperatuur van 16 graden eerst een kwartier mochten droogzwemmen op het koude natte zand, om daarna het water van 12 graden in gejaagd te worden.
Het water, waar de bullebak huisde.....
Twee maal "Brrrrr" dus.....

Het volgende liedje, gemaakt in het kader van een schoolproject tijdens mijn onderwijsjaren, was dan ook zò geschreven....



De Bullebak van de Braassem

Wat mij laatst toch is overkomen:
maakte een wandelingetje langs de Noordka,
liep in het zonnetje te dromen,
zo langs de Braassem, ga maar na.

Plots grote golven in het water.
Ik schrok me rot, er ging iets vreselijk te keer!
Ik zag een kop en even later
een heel groot monster in het meer.

Refrein 1
            Er zit een monster in de Braassem.
            Het is een grote boze bullebak, ja heus!
            Hij heeft een stinkende asem
            en er komt rook uit zijn neus.

Een dinosaurus uit ’t verleden,
misschien een neefje van het Monster van Loch Ness,
kwam uit het water aangegleden.
Ik schoot volledig in de stress.

Hij keek me aan met schele ogen.
Zijn tanden flikkerden gevaarlijk in de zon.
Hij hapte naar me, ongelogen!
‘k Ging aan de haal zo hard ik kon.

Refrein 2
            Er zit een monster in de Braassem.
            Een vrees’lijk beest, het is echt waar wat ik beweer!
            De Bullebak van de Braassem
            woont in de diepten van het meer.

Er zit een monster in de Braassem (2x)

Refrein 1 en 2


zondag 14 oktober 2012

What's in a name


De wetenschap kent vele terreinen.
Het valt mij op dat de namen waaronder de verschillende vakgebieden zich profileren grofweg in twee groepen te verdelen zijn: de kussen en de logen.
De chemicus, de fysicus, de historicus en mathematicus zijn duidelijke mensen.
Mensen die werken met harde feiten.
1 + 1 = 2
Geen speld tussen te krijgen.
Je weet waar je aan toe bent.
Maar dan is er die grote groep van logen....
De psycholoog, de politicoloog, de theoloog, de meteoroloog....
Ik weet het niet, maar ik heb zo het vermoeden dat ze die uitgang "loog" niet voor niets met zich meedragen.
Alsof ze zich op voorhand al willen indekken voor het geval hun analyses niet helemaal met de waarheid stroken.
Van de meteoroloog en de politicoloog weet ik het zeker.

U weet misschien al dat ik een liefhebber ben van een goed glas wijn.
Nu moet u het begrip "goed" hier niet verkeerd interpreteren.
"Goed" is voor mij in dit geval gewoon het synoniem voor "lekker".
Nee, ik ben beslist geen wijnkenner.
Ik kan een avond doorbrengen met vrienden, enige flesjes nekken en volop genieten van het druivennat en de volgende morgen opstaan met een houten kop.
Chateau Migraine.
Was misschien toch niet zo'n best wijntje.
Maar wat dondert dat.
Een gezellige avond is best een beetje koppijn waard.

Ik kan mij dan ook werkelijk verbazen over mensen die een slokje nemen, het vocht even door de mondholte laten rollen en dan met een aan arrogantie grenzende zekerheid beweren dat het een Bourgogne, een Bordeaux of een Medoc is.
Soms hebben ze zelfs het lef om jaartal en druivensoort erbij te noemen.
En... ze hebben het vaak nog goed ook!
Ik vind dat knap. Verbazend knap.
Zij hebben hun smaakpapillen blijkbaar dusdanig gecultiveerd, dat zij in staat zijn zulke kleine nuances te onderscheiden.
Ze steken eerst een poosje hun neus in het glas, sluiten de ogen, nemen een slok en kauwen, met de ogen gelukzalig ten hemel geheven, op het kostelijke vocht om het daarna.... uit te spuwen!
Zij hebben het over: hangt goed in het glas, een bouquet van aardbei met een zweem van framboos en een herfstige afdronk.
Schiet mij maar lek.
Ik heb dat niet. Ik onderscheid slechts drie niveau's: smerig, aardig en lekker.
En als ik het lekker vind, slik ik het gewoon door.
Deze wijnkenners zijn echter meestal zeer beschaafde mensen.
De woorden plebejer en wijnbarbaar spelen slechts door hun gedachten.
Zij zullen deze nooit uitspreken.
Daarvoor zijn ze te goed opgevoed.

De kennis van wijnen verheven tot wetenschap.
Er zijn zelfs universiteiten waar deze wetenschap onderwezen wordt!
Maar....
Men studeert niet af als vinocus, maar als vinoloog....
Ook de wijnkenner houdt een slag om de arm.
Dat is natuurlijk logisch.
Immers, smaken verschillen.
En er is maar één smaak de goede, en dat is de mijne.
Een zinsnede die iedereen overigens naar waarheid kan en mag bezigen.

Een aan vinologie verwante opleiding, welke in Bordeaux, Stellenbosch en Adelaide gevolgd kan worden is de studie oenologie (What's in a name?)
Ja, sorry hoor, maar als ik zoiets lees kan ik een glimlach niet geheel onderdrukken.
Hoe verwacht je in godsnaam serieus genomen te worden als je jouw vakgebied met zo'n naam opzadelt?


Blij dat ik niet zulke kritische smaakpapillen heb.


zondag 7 oktober 2012

Noordeinde 104 I

Geboortegrond

Ik ben geboren in 1950 in Roelofarendsveen.
In een klein huisje op de wurft achter het winkeltje van Jaap Wijsman, de melkboer van het dorp.
Achter het winkeltje stond een blok van een drietal huisjes, bewoond door de families Otten, De Krijger en De Jong.
Dwars daarop stond nog een blok van twee huisjes. Het een bewoond door de familie Sanders, het andere door ons.
Huur: fl 2,50 per week.
In de naast gelegen sloot lag de woonark van de familie Van Klink en aan de overkant van de sloot woonde de familie Akerboom, waar ik altijd "toevallig" aan het logeren was als er weer een kindje geboren werd.
Het moet een piepklein huisje geweest zijn, al heb ik dat als kind nooit zo ervaren. Afgaande op het feit dat één wand in beslag werd genomen door drie deuren (twee kasten en een dubbele deur naar het washok), zal de "huiskamer" niet veel groter geweest zijn dan 4 bij 4 meter.
In de tegenover liggende wand twee raampjes die uitkeken op de bleek (met kippenhok) waarop mijn moeder jarenlang de gewassen luiers uitlegde om in het zonnetje te bleken.
Op de vloer lag zeil, een voorloper van het huidige vinyl en linoleum. Het was slechts een paar millimeter dik en ik weet nog dat je er erg makkelijk stukjes van af kon breken. Mijn ontdekkingstocht in de wereld werd op dit punt niet erg door mijn moeder gewaardeerd.
In de kamer een tafel met stoelen, een potkacheltje, een dressoir, een theemeubel en het "inklap" bed van pa en moe.
Overdag deed dit dienst als een soort zitbank. 's Avonds werd de tafel aan de kant geschoven en het ondergeschoven bed uitgezet, zodat mijn ouders een plekje hadden om te slapen.
Dat zij niet alleen van hun welverdiende rust genoten mag blijken uit het feit dat in vlot tempo een zevental kinderen werd geboren. Ik was de derde in het rijtje.
Wij kinderen sliepen onder het schuine dak op de zolder. Daar stonden op het laatst 2 tweepersoonsbedden en twee ledikantjes opeengepakt.
De zolder werd bereikt via een houten trap vanuit de "keuken". Dit was een ruimte naast de woonkamer van misschien 2,5 bij 5,5 meter. Hier was ook de enige toegangsdeur tot het huis: de voor- en tevens achterdeur.
In de keuken stond een tafel met daarop twee oliestellen, waarop gekookt werd. Ook werd op deze tafel de afwas gedaan. Moeder schilde er de aardappelen en maakte er de groenten schoon.
Soms mocht ik helpen: bonen in de snijbonenmolen steken.
Zeker in die Veense jaren kweekte mijn vader op zijn land ook groenten "voor eigen eet": kroten (rode bieten), wortelen (peen), prinsenbonen, snijbonen en: bruine bonen.
Zo noemden wij ze tenminste.
Eigenlijk waren het kievits- of grauwe erwtenbonen, vandaag de dag een zeldzame delicatesse. Wij kregen ze als kinderen strijk-en-zet elke vrijdag op ons bordje, tot ze onze neus uitkwamen.
Toen wij later op TV geconfronteerd werden met de serie "Bartje", begrepen wij het menneke wel.
Hij had zo maar als broertje bij ons aan tafel kunnen zitten.
In de keuken was ook "de kraan".
Uit de cementen vloer kwam langs de muur een pijpje omhoog met op een hoogte van zo'n 60 cm het kraantje.
Met een zinken emmer eronder om het verspilde water op te vangen, want een afvoer was er niet.
Als de emmer vol raakte moest deze geleegd worden in de sloot die gelukkig maar een meter of 15 van het huis verwijderd was.
Het kraantje verschafte het water voor het koken van het eten, de afwas, de kledingwas en ook voor "de reiniging" van het lichaam.
Daar het waswater op de oliestellen opgewarmd moest worden, werd volstaan met één grondige wasbeurt per week. Dat moest genoeg zijn. Één keer in de week biechten was immers ook genoeg als geestelijke reiniging.
Om de beurt werden wij op zaterdagmiddag in de zinken teil door moeder stevig afgeschrobd.
In hetzelfde water. Af en toe een scheutje warm water erbij.
Gedurende de rest van de week werd 's morgens een koud, nat washandje over je toet voldoende geacht.

Ik kan mij nog herinneren dat mijn moeder een "wasmachine" kreeg. Een ronde houten kuip met daaronder een elektromotor die een halve bol met opstaande ribben in de kuip deed draaien en zo water en was in beweging bracht. Op de rand van de kuip was een wringer bevestigd om het meeste water uit de gewassen kleding te persen.
Het feit dat ik deze herinnering heb, betekent dat er toen toch al zo'n 5 à 6 kinderen geweest moeten zijn en dat mijn moeder vóór die tijd alles met de hand moet hebben gedaan.
Niet veel later werd ook een dompelaar, een vernuftig elektrisch apparaat om het waswater te verhitten, aangeschaft, zodat ook het geklooi met pannen water op de oliestellen tot het verleden behoorde. Wat moet mijn moeder toen gelukkig geweest zijn!

Toen ik een jaar of 8 was, werd in De Veen een heus badhuis gebouwd, waar je tegen betaling van een kwartje een (soms) warme douche kon nemen.
Aangezien mijn vader en moeder ons blijkbaar toch wat te groot voor de teil vonden worden, mochten wij voortaan op zaterdag gedrieën naar het badhuis, waar wij geacht werden ons net zo grondig te wassen zoals moeder altijd deed. Dat lukte niet altijd. Soms stond je net lekker ingezeept en dan hield de waterstraal het voor gezien. Er volgde een roffel op de deur met de mededeling dat je tijd om was.


Op een mooie nazomeravond in 1959 fietsten mijn twee oudste broers, met mij bij de oudste achter op het rekkie, naar Rijpwetering, waar mijn vader en moeder de hele dag bezig waren geweest met het inrichten van "ons nieuwe huis", een nieuwbouwwoning aan de Binnenweg.
Een kasteel was het. Met zòveel kamers! Met een verdieping en daarboven ook nog eens een grote zolder! Je zou er zo maar kunnen verdwalen.......
Wat zouden we daar goed verstoppertje kunnen spelen!
Een heuse badkamer was er ook, met douche!
Een keuken met aanrecht en een geiser! Een apparaat met twee knoppen; als je aan de knop met het rode rondje draaide deed hij "woesjjj!", door een klein gaatje zag je blauwe vlammen branden en uit de kraan kwam warm water!!!!
Wonder van techniek.

Een cultuurschok.......