zondag 17 februari 2013

Noordeinde 104 VI


Het rijke "Roomsche" Leven

Het afscheid nemen lijkt epidemische vormen aan te nemen. Nadat twee weken geleden onze koningin aankondigde een punt achter haar carrière te zetten, waren het deze week toptennisster Esther Vergeer en Paus Benedictus die hun racket c.q. hun tiara aan de wilgen hingen.
Waar Vergeer op een glansrijke carrière terug kan kijken (470 wedstrijden op rij ongeslagen!), geldt dit zeker niet voor de terugtredende Kerkvorst.
Door een aantal ongelukkige uitspraken en schandalen die zich binnen de Kerk afspeelden tijdens zijn pontificaat, hing hij meerdere malen in de touwen.

Opgroeiend in de 50'er en 60'er jaren van de vorige eeuw, in een goed Katholiek gezin, werd ik opgevoed conform de leer van de Kerk.
Dat betekende, zeker tijdens mijn Veense jaren: elke zondag (soms 2 keer!) naar de Kerk en in de meimaand 's avonds naar het Lof.
Op zaterdagmiddag werd mijn oudste broertje erop uit gestuurd om bij de Kerkmeester voor een kwartje centen te halen.
Deze waren keurig in een rolletje verpakt.
Voor de kerkgang kregen we van ma een paar centen toegestopt, welke we tijdens de dienst bij de collecte in de schaal, dan wel in het zakje moesten deponeren (zo'n prachtige fluwelen zwarte buidel (met kwastje) aan een stok, waarmee de collectant de paden afschuimde).
In mijn fantasie zag ik dan de arme Kerkmeester de hele week weer bezig om al die losse centen opnieuw keurig in rolletjes te verpakken voor de volgende zondag.
De missen waren in het Latijn en voor een kind dus absoluut niet te volgen. Ook de preken van mijnheer pastoor gingen vaak over de kinderhoofden heen.
Het betreden van de kerk kende z'n kledingvoorschriften: mannen met ongedekt hoofd, terwijl de vrouwen juist een hoofdbedekking moèsten dragen, zodat het aantal hoofddoekjes, vandaag de dag, de indruk zou kunnen wekken dat de kerk vol met moslima's zat.
Dat de verdere uitmonstering een uiterst kuise uitstraling moest hebben, spreekt voor zich. Zo is mijn zusje een keer door mijnheer pastoor de kerk uitgestuurd omdat zij zich in een lange broek durfde vertonen.
Toch was het vaak indrukwekkend: de pracht en praal en al die geheimzinnige, mysterieuze handelingen die op het altaar werden uitgevoerd. De Gregoriaanse liederen, die zo heel anders klonken dan de liedjes uit de radio. De grote massa volwassenen die devoot de dienst volgden en bij tijd en wijle als één man opstonden, knielden, kruisjes maakten.
Je voelde je op zulke momenten soms toch een klein onderdeel van een heel bijzonder gebeuren.
Meestentijds was het echter gewoon je tijd uitzitten.

Op de kleuterschool werden we door de nonnetjes overstelpt met prachtige Bijbelverhalen die vertelden over het leven van Jezus en steeds dezelfde boodschap verkondigden: God is Liefde.
Iets wat de nonnetjes zelf bepaald niet uitstraalden.
Zij regeerden, vaak ogenschijnlijk tegen hun zin, hun klasje met straffe hand en de liefde was dan ook vaak ver te zoeken.
In de eerste klas werden we klaargestoomd voor de Eerste H. Communie, een zeer bijzonder gebeuren, al ontgingen de finesses mij, als kind van 6, toch grotendeels.
We gingen voor het eerst biechten.
In een klein donker hokje moest je aan de pastoor of kapelaan, verdekt opgesteld achter een half doorzichtig schermpje, vertellen wat je allemaal verkeerd gedaan had.
Verkeerd gedaan? Ik zou het niet weten.
Maar ja, dat kon niet. Je móest wàt zeggen.
Ik vertelde toen maar wat misdaden die ik zou hebben begaan en besloot mijn biecht met de mededeling dat ik gelogen had.
Mijn zonden werden mij vergeven en ik stapte in euforische stemming de kerk uit in de vaste overtuiging dat ik, mocht ik op dat moment door de bliksem getroffen worden of op andere wijze dit ondermaanse verlaten, ik regelrecht de hemel in zou vliegen.
Op de lagere school werden we tijdens de godsdienstlessen verder onderwezen in de leer van de Kerk.
Ons werd verteld, dat er ook mensen waren die niet in God geloofden, of die God op een heel verkeerde manier dienden: de heidenen en de ketters.
Daar moesten we maar veel voor bidden en we mochten ons intussen gelukkig prijzen dat wij bij het goede cluppie zaten!
Wat we ook leerden: de paus is onfeilbaar.

In de 60'er jaren gingen we daar, vooral in de Nederlandse Kerkprovincie, toch iets genuanceerder tegen aankijken. Het waren vooral de stringente regels (wat betreft huwelijk, anti-conceptie, seksuele geaardheid, de positie van de vrouw), door Rome opgelegd, die de verwijdering alleen maar groter maakten. Zo werd de Wereldkerk tot een wereldvreemde Kerk.
Zoals cabaretier Fons Jansen in die dagen het gevoel van veel katholieken verwoordde: "Ik heb niets tegen het Opperwezen, maar wel tegen zijn grondpersoneel."


Het aanzien van de RK Kerk heeft de laatste 50 jaar sterk aan aanzien ingeboet.
Schandalen en het vasthouden aan voorschriften die echt niet meer van deze tijd zijn, hebben veel mensen van de Kerk vervreemd.
De uitgelekte vertrouwelijke stukken (de Vati-leaks uit 2012) waaruit een ware machtsstrijd bleek binnen het bestuurlijk apparaat van het Vaticaan, hebben daar uiteraard geen goed aan gedaan.
De Kerk lijkt, zeker in de top, verworden tot een machtsbolwerk waar door onderling gekonkel weinig aandacht meer is voor het essentiële verhaal, en zo de vele volgelingen en veldwerkers in de wereld in de kou laat staan.
Een nieuwe paus staat voor de schier onmogelijke taak om het tij te keren.
Het wordt weer eens tijd om de geldwisselaars uit de tempel te ranselen.......

Laten wij echter voorzichtig zijn in ons oordeel.
Binnen de Kerk zijn er in de loop der tijd talloze mensen geweest die zich wèl volledig in dienst stelden van de medemens en, naar eer en geweten handelend, zeer veel goed hebben gedaan, en nòg doen.
Niet alle priesters zijn pedofiele viezeriken.
Niet alle bankmedewerkers zijn zakkenvullers.
Niet alle politici zijn ontaarde schurken.
Niet alle Marokkanen zijn crimineel.
Het zijn steeds kleine minderheden die hun beroeps- of bevolkingsgroep in diskrediet brengen.
Rotte appels.....
U weet wel.


1 opmerking: