zondag 16 september 2012

Blij met een dode mus


Ik ben een kermiskind.
Niet dat mijn ouders uitbaters waren van reuzenrad of rollercoaster, nee, ik hou van de kermis.
Zo lang als ik mij kan herinneren was de kermis voor mij het hoogtepunt van het jaar.
Ik hou van de lichtjes, de beweging, de snelheid, de schetterende muziek, de blijheid en de geur van oliebol en suikerspin.
Ik weet nog goed dat ik op een keer een hele gulden van mijn vader kreeg.
Voor de kermis.
Ik was, denk ik, een jaar of acht.
Het was een van de eerste keren dat ik alleen naar de kermis mocht.
Dronken van gelukzaligheid betrad ik het kermisterrein, mij verlustigend bij het idee welke heerlijkheden nu allemaal binnen mijn bereik lagen, ja zelfs enigszins bezorgd hoe ik dit kapitaal in hemelsnaam op moest krijgen.
Let wel, het was de tijd dat je nog voor een stuiver touwtje kon trekken en voor een duppie een dolle rit kon maken op zo'n prachtig geschilderd, houten paard in de draaimolen.
Eerst een rondje lopen, eerst overal kijken. Wikken en wegen.
Dan voorzichtig een kaartje kopen, je gulden inleveren.
De hoeveelheid kleingeld die je terug krijgt doet je bezorgdheid nog meer groeien en roept het verhaal in je wakker van de broden en de vissen waarover meneer pastoor op school vertelde.
Mijn bezorgdheid bleek ongegrond. Als zo'n gulden eenmaal kapot is, gaat het toch wel snel.

Toen ik wat ouder werd verlegde mijn interesse zich van het touwtje trekken naar de grijpertjes. Ongeveer hetzelfde, alleen niet altijd prijs. Toch wist ik daar behoorlijk te scoren. Ik weet nog een keer dat ik triomfantelijk met 16 horloges van de kermis naar huis keerde!
Verrukt van je prestatie tot iemand vraagt: "En wat ga je daar nou mee doen?"
Dodelijk zo'n opmerking. Je weet meteen hoe laat het is.
Blij met een dode mus.
Sinds die keer hebben de kermisexploitanten hun kraantjes blijkbaar anders afgesteld, want het is tegenwoordig een godswonder als je zo'n grijpertjesautomaat nog iets weet te ontfutselen.
Daarnaast had een andere attractie een ongelofelijk grote aantrekkingskracht op mij: de schiettent!
Ook daar was ik goed in.
Maar, ik beken, ik had thuis geoefend....

Mijn vader had een luchtbuks.
Overgenomen van een oude dienstkameraad van hem.
In de kolf stond SAM gekerfd, waarschijnlijk de naam van de vorige eigenaar.
Dit wonder van techniek bekoorde mijn broers en mij in hoge mate.
Op zomeravonden stonden wij, samen met pa, bij het hekje langs de sloot die niet ver van ons huis lag.
Tussen de blootliggende wortels van de elswal, aan de overkant van de sloot, waren regelmatig waterratten te zien.
Mijn vader richtte....
Schoot!
Een plons overtuigde ons dat die smerige waterrat het loodje had gelegd. Wij juichten zeer bescheiden, maar de bewondering voor onze vader, de grote jager, groeide met het moment.
Dat waterratten smerige beesten waren, was ons verteld.
Dat wij slechts bescheiden juichten was ons aangeleerd. Mijn vader was van het type: doe maar gewoon.
En dan het moment! Dat jij ook een keer mocht schieten! Je trachtte de aanwijzingen van vader zo goed mogelijk op te volgen.
Ja, daar! Daar gaat er een!
Je haalt de trekker over! De poef, vlak bij je oor. De niet verwachte terugslag van het wapen.
De plons van de rat...
.... die, gierend van het lachen, een veilig heenkomen zoekt.
Maar ook hier geldt: oefening baart kunst.
Hoewel, om een dode rat tot kunst te verheffen vraagt wel een heel ruime zienswijze op het begrip kunst.
Maar, geloof het of niet, mensen met zo'n kijk op artisticiteit bestaan.

Later verhuisden we.
Mijn oudste broer had in Leiden een doosje kogeltjes gekocht.
"Diabolo" stond op het deksel. Duivels, met een extra o'tje.
Het had een waarschuwing kunnen zijn, ware het niet dat mijn Spaans in die dagen nog niet veel voorstelde.
Wij wisten waar de buks stond.
Er was geen sloot in de buurt. Dus ook geen waterratten.....

Geloof me, ik ben er niet trots op. Ik schaam mij diep.
Er komt een moment in je leven dat je de waarheid recht in de ogen moet zien, ook al is die waarheid nog zo verwerpelijk. Dat je schoon schip wilt maken. Met de billen bloot.
Natuurlijk hoop ik stiekem dat mijn misdaad verjaard is, maar zo niet, ik ben alsnog bereid mijn gerechte straf te ondergaan.
Bij gebrek aan waterratten schoten wij op..... musjes.
Zich van geen kwaad bewust zaten zij, vrolijk kwinkelerend, op de rand van de dakgoot, om op het volgende moment, als gevolg van onze jachtdrift, met een zachte "plok" neer te komen op het koude zink.
Wij juichten uitbundig bij elke voltreffer.
Vader was niet in de buurt.
Blij met een dode mus.
Zo heb ik op een middag in mijn eentje staan oefenen voor het schieten op de kermis.
Musjes. Misschien waren het er wel zestien.....

Als ik zwaar getafeld heb, wordt mijn nachtrust soms verstoord door kobold Dion Graus, verwoed trappend op een driewieler, die met bloeddoorlopen ogen, een peloton animal cops aanvoerend, mij nazit, gevolgd door Marianne Thieme, gezeten op een nachtmerrie.
Ik maak mij wel eens zorgen. Wat moet ik in hemelsnaam antwoorden als de Grote Baas mij hier straks over gaat ondervragen? Ik droom er wel eens van.
"Zo, zo, ik lees hier in het grote boek dat jij met een luchtbuks musjes uit de dakgoot hebt geschoten?"
God heeft een lange witte baard en een mijter op en lijkt verdacht veel op mijn broertje.
Ik weet niet of Hij ook nog stennis gaat maken over die ratten.
Wat kan ik ter verdediging aanvoeren? Dat in mijn jonge jeugd mijn rudimentaire jachtinstincten zijn aangewakkerd? Dat ik niet beter wist? Dat ik er spijt van heb?
"Ich habe es nicht gewusst"? Nee, sinds Simonis gelooft niemand meer in die zinsnede.


Ik heb in een tijdschrift gelezen dat de populatie van de huismus de laatste jaren drastisch is terug gelopen. Ik hoop echt dat dit niet een gevolg is van de moordlust die mijn broers en ik in onze jonge jaren aan de dag legden.
In stilte hoop ik dat het een ingrijpen is van de Exploitant.
Om zo de scoringskansen te verkleinen....


1 opmerking: