zondag 1 april 2018

Binnenweg 8 IV


Jan de smid


Ik schreef al eerder dat ik onze verhuizing naar de Rip als klein manneke van 9 jaar, als een ware cultuurschok heb ervaren.
Ik denk dat ik mij ongeveer voelde als de vluchtelingenkinderen van nu, die met hun ouders in ons landje terecht komen. Goed, er was wel geen taalbarrière, maar verder was alles, althans in mijn beleving, heel anders dan ik gewend was.
Niet meer de vertrouwde, rommelige wurft, een wereldje op zich, met haar gekende bewoners, maar wonen in een straat, alles netjes op een rijtje, bewoond door allemaal onbekende mensen.
Er kwam een andere bakker aan de deur, een andere melkboer.
Alleen... Jan Zalmpie, de visboer. Die deed ook met regelmaat Rijpwetering aan om zijn waren te slijten. Met zijn prachtige viskar, getrokken door een braaf paard. Die kende ik uit de Veen!

De school was heel anders, en niet alleen door de aanwezigheid van meisjes in de klas. Het was veel kleinschaliger, overzichtelijker en waarschijnlijk daardoor voelde ik mij daar al snel thuis. Mijn contacten met de verschillende leerkrachten die ik daar heb gehad, waren goed en ik heb mijn lagere schooltijd op de Rip (ja, het is "in" de Veen, en "op" de Rip) dan ook als zeer prettig ervaren.
Dat had mogelijk ook te maken met het feit dat ik een heel braaf en leergierig jongetje was, dit in tegenstelling tot een aantal van mijn klasgenoten, bij wie kattenkwaad uithalen een hogere prioriteit had dan het vergaren van kennis.
Ik kon al snel goed opschieten met al mijn klasgenootjes, hoewel zich nooit echt hechte vriendschappen hebben ontwikkeld. Maar dat lag vooral aan mij. Ik heb daartoe nooit zo'n behoefte gevoeld en heb het ook nooit als een gemis ervaren. Ik was, en ben nou eenmaal toch een beetje een einzelgänger.

Vele uurtjes heb ik op de vrije woensdagmiddag doorgebracht in de smidse van Jan de Smid (Straathof), welke vlak bij school gevestigd was. Machtig mooi en interessant vond ik dat. Soms was hij bezig aan een hekwerk, soms lag er de enorme roede van een molenwiek voor de werkplaats waaraan herstelwerkzaamheden werden verricht.
Stilletjes kijken en niet in de weg lopen. Soms mocht ik "helpen".
Als er gelast werd en ik wilde kijken, kreeg ik een kap in mijn handen geduwd. Er zat een donker glaasje in waar ik doorheen moest kijken. Dat was om je ogen te beschermen, vertelde de smid. "Als je direct in het felle licht kijkt, krijg je lasogen". Dat klonk zo logisch dat ik vergat verder te vragen. Dat lassen vond ik een wonderlijk iets. Hoe met een gloeiende stift, onder een vonkenregen, ijzeren delen aan elkaar gesmolten werden.
Het deed me denken aan de sterretjes, die we soms op oudejaarsavond "af mochten steken". Mijn vader beweerde dat "sterretjes" ook vuurwerk was en ik verkeerde toen nog in de levensfase dat alles wat mijn vader zei, voetstoots als waarheid werd aangenomen.
Trouwens, kun je van sterretjes óók lasogen krijgen?

Het mooiste was, als er een paard werd binnengebracht dat opnieuw beslagen moest worden. Het werd vastgezet tussen palen in de smidse en dan durfde ik zo'n groot paard wel te benaderen.
Die zachte, beweeglijke neus, die prachtige, grote, glanzende ogen.
Het oude hoefijzer werd verwijderd en dan ging de smid met een mes en een rasp aan de slag om de hoef zodanig te bewerken dat een nieuw ijzer kon worden aangebracht. Op mijn vraag of dat geen pijn deed, wist Jan de Smid mij enigszins gerust te stellen door te beweren dat het paard hier helemaal niks van voelde.
Gefascineerd kijken naar de vonkenregen die oplaaide als de blaasbalg onder het smidsvuur werd bediend en het hoefijzer tot roodgloeiend werd verhit. Dan werd het ijzer in de gewenste vorm geslagen op het aambeeld en werden de lippen aangebracht. De vonken spatten dan in het rond.
Het gloeiende ijzer werd op de hoef gelegd om te kijken of de pasvorm goed was.
Rook en de lucht van brandend hoorn vulden de smidse.
Ik herhaalde verontrust mijn vraag, maar ook hier voelde het paard niets van volgens de smid.
Als het ijzer uiteindelijk "pas" was gemaakt, werd het met veel gesis in de waterbak gedoopt om af te koelen. Het ijzer werd daarna met vaste hand en met routine met nagels op de hoef bevestigd.
Ik vond het prachtig! Maar... hoefsmid worden? Nee, ik dacht niet dat dat voor mij was weggelegd.
Misschien wel omdat ik toch nooit helemaal overtuigd geraakte dat het paard er echt niets van voelde.....

Paarden......
Grappig eigenlijk.


De oude smidse is verdwenen.
Er is zoveel verdwenen.....
Zo jammer, voor de kinderen van nu.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten