zondag 26 februari 2012

Ons bint zunig


Wij Nederlanders staan als een spaarzaam volkje bekend.
Zit in onze volksaard.
Zegeltjes, DE-punten, kortingstickers, Wuppies, waardecouponnen, voetbalplaatjes, air-miles, sleutelhangers, we knippen, plakken en sparen ons een slag in de rondte. 
De commercie weet op slinkse wijze gebruik te maken van deze volkseigenschap en zo onze beurzen met oesterneigingen open te breken.
Maar, evenals een bekende grootgrutter die onze hamsterneigingen, als het om voordeeltjes gaat, visualiseert tijdens het STER-blok, blijven ook wij op de kleintjes letten. Koopjes kosten tenslotte ook geld.
Terwijl de Zeeuw er rond voor uit komt bij monde van ons Zeeuws Meisje, lijken andere provincialen zich daar toch een beetje voor te schamen.
Wij maken graag grapjes over de zuinigheid der Schotten, maar laten we eerlijk zijn, de spaarpot verwijt hier toch wel een beetje de ketel.
Wij zijn een krenterig volkje.
Waar de naam "krenterig" vandaan komt, weet ik niet, maar het zou mij niet verbazen als dit zijn oorsprong vindt bij een Nederlandse groenteboer met grote handelsgeest, die een partij druiven, welke ver over de houdbaarheidsdatum was, alsnog als nieuwe delicatesse heeft weten te slijten.
Het waren tenslotte ook twee Nederlanders die, vechtend om een cent, zo het koperdraad uitvonden.
Is dit schaamtegevoel voor onze schijnbaar aangeboren zuinigheid wel terecht?
Wat is er mis met het zorgen voor een appeltje voor de dorst?
Lijkt mij in deze onzekere tijden beslist geen domme keuze.

Wij zijn een volk van potters.
Onze vorige premier zag er zelfs uit als de vleesgeworden Potter.
Wij verwijten onze regering dan wel dat ze geld over de balk smijt, maar toevallig hebben wij nog wel onze Triple A-rating behouden (hoewel je je kunt afvragen, kijkend naar de naam van onze huidige premier, hoe lang dat nog zal duren).
Nee, de regeringen van de Zuid-Europese landen, die hebben er ècht een potje van gemaakt.
Zij hebben er eerst naast gepiest en daarna gedacht dat ze er wel een konden breken.
En nu vinden ze de hond erin.
Mogen wij onze spaarpot legen om hun tekorten aan te vullen. Ze kunnen de pot op!
Potje breken is potje betalen tenslotte.

Dat het zo ver gekomen is, is misschien ook een beetje onze schuld.
We hebben het altijd over "vakantielanden" als we spreken over Griekenland, Spanje, Portugal, Italië.
Hebben de inwoners waarschijnlijk toch verkeerd geïnterpreteerd.
Nee, dan wij, Nederlanders. Zuinigheid met vlijt.....
Onze taal is doorspekt met gezegden en uitdrukkingen waarin wij onze zuinigheid etaleren en goedpraten.
Daar zijn we dan wèl gul mee.
Omdat het niets kost.

Nu zult u zeggen: "Maar de media staan er vol van dat wij zoveel weggooien."
Inderdaad.
Zulk nieuws haalt bij ons de voorpagina en het 8 uur-journaal.
Omdat het niet des Nederlands is.
Zulk nieuws maakt ons onrustig. Voelen wij ons niet prettig bij.
Wij stichten voedselbanken en kringloopwinkels. Misschien ook een beetje uit sociale bewogenheid, maar vooral omdat weg gooien van goede spullen toch zonde is.
Zonde.
Bij Gods wet verboden dus.
Gaat in tegen onze Calvinistische landsaard.
Of we zetten de goederen die ons niet langer behagen op Marktplaats of eBay.
Want ja, voor niks weg geven is ook zo wat.
En wat echt niet meer bruikbaar is wordt verzameld: oud papier, glas, plastic, kleding, elektrische apparaten, puin enz. Het wordt gebruikt om nieuwe goederen van te maken.
We importeren zelfs afval uit onze buurlanden om het in Nederland te verwerken! We recyclen als gekken, staan hiermee aan de top van de wereld.
Sommige Nederlanders zijn daar zo fanatiek in dat ze zelfs niet kunnen wachten tot iets wordt afgedankt en verwijderen daarom koperen leidingen bij de NS om deze bij de oud-ijzerhandel aan te bieden.
Omdat we zo milieubewust zijn? Omdat wij zo goed beseffen dat we zuinig moeten zijn op onze grondstoffen? Omdat zomaar weggooien zonde is?
Welnee.
Gewoon, omdat er grof geld mee te verdienen is.

Natuurlijk is er niets mis met geld verdienen. De schoorsteen moet ook roken tenslotte.
Maar het moet wel verdiènd worden. En de geldelijke tegemoetkoming moet wel in gezonde verhouding staan tot de geleverde dienst. Daar schort het nog wel eens aan. Menigeen geeft blijk van zwakke knieën als de gelegenheid zich voordoet om overbetaald te worden.
De gelegenheid maakt de dief.
Zo vond menig sociaal bevlogen politicus na zijn carrière bij deze of gene Multinational onderdak als goedbetaalde commissaris.
Als er geldelijk gewin in het spel is, blijken de principes van vele Nederlanders uit een elastische substantie te bestaan.
Zakkenvullers.
Natuurlijk bent u niet zo.
Ik ook niet.
Maar al die andere Nederlanders......


Onze vorige premier maakte zich grote zorgen, dat onze oude VOC mentaliteit verdwenen zou zijn.
Wees gerust JP. Hij is er nog. Is nooit weg geweest.
Wij Nederlanders zijn daar gewoon goed in: mogelijkheden zien om geld te verdienen.
Of het nu slaven zijn of oude kranten.....



zondag 19 februari 2012

De Elfde Ziekte


Grappig.
Terwijl het noorden van het land volledig hersteld is van de Elfstedenkoorts, op een enkeling na die er nog steeds goed ziek van is, heeft in een ander gebiedsdeel van ons land een gelijksoortig virus de kop opgestoken: Carnavalskoorts.
Een koorts die vooral heerst in Brabant en Limburg, maar waar ook menigeen van boven de rivieren vatbaar voor schijnt te zijn.
Een milde ziekte.
Besmetting vindt plaats op 11 november en met een incubatietijd van ca. 3 maanden manifesteert zij zich rond half februari.
Duurt per definitie maar drie, vier dagen.
Hoewel de meesten deze dagen glansrijk doorstaan, betekent het voor velen toch wel momenten van misselijkheid en overgeven.

In mijn kindertijd kenden wij geen Carnaval. Wij hadden Vastenavond.
Moeder bakte oliebollen in de olie die bewaard was van Oudejaarsavond, en we hadden een gezellige avond met lekkers.
's Morgens naar de kerk om het askruisje te halen.
Liep je de hele dag met zo'n vieze veeg op je voorhoofd.
Tegenwoordig haal je alleen nog een askruisje als je niet tijdig je sigaret aftipt of 's zomers tegen de wind in gaat barbecuen.
Het vastentrommeltje, waarin je de schaars uitgedeelde snoepjes bewaarde tot het Pasen zou zijn.
Een klein trommeltje volstond.
Op Paasmorgen, achter de gekookte eieren aan, meteen je trommeltje leegeten.
Hetzelfde ziektebeeld: misselijkheid en overgeven.
Alleen veertig dagen later.
Vasten.
Wat zegt het nog vandaag de dag?
Het werkwoord wordt alleen nog gebezigd in samenhang met het onder controle krijgen van het gewicht.

Mijn verliefde hart heeft mij in mijn jeugd in contact gebracht met het Carnaval.
Een aantal jaren heb ik mij de volle drie dagen in het feestgedruis gestort.
In passende outfit heb ik gehost op de Grote Markt, heb ik d'n Optocht gekeken en ben van kroeg naar kroeg gegaan om daar, als haringen in een ton, stampend in plassen bier, polonaise te lopen en mee te brullen met het Carnavalsvolk.
En als ik maar voldoende biertjes naar binnen had gewerkt, kon ik mij aardig handhaven.
Nee, verder dan lichtelijk aangeschoten heb ik het toentertijd niet gebracht.
Had ik het al gewild, mijn financiële situatie stond dat gewoon niet toe. Dat gold trouwens voor de meeste van mijn leeftijdgenoten, waardoor dit feesten niet ontaarde en beperkt bleef tot een oergezellige losheid.
Het woord comazuipen stond nog niet in Van Dale.
Het waren leutige tijden.
En toch....
Je bent en blijft een noorderling. Ik tenminste wel.
Hoe goed ik mijn best ook deed en opgenomen werd in het algemene feestgewoel, in mijn hart voelde ik dat ik er toch niet echt bij hoorde. Het lukte mij niet om hun niveau van "volledig uit je dak gaan" te bereiken.
Dit had niets te maken met de hartelijke Brabanders om mij heen die echt hun uiterste best deden om mij met de Carnavalskoorts te besmetten.
Het lag aan mij. Ik ben waarschijnlijk immuun voor dit virus.
Terwijl iedereen om mij heen koortsig uit zijn bol ging, probeerde ik koortsig om ook aangestoken te worden.
Het bleef toch een beetje steken bij een wanhopige maar welgemeende poging.
Een soort schoolziek, doen alsof.

Ik realiseerde mij dit alles toen ik op Facebook een berichtje las van een nichtje uit Brabant, die haar onbegrip uitsprak over de kouwe drukte in de media omtrent die Elfstedentocht, terwijl ze in datzelfde bericht haar hunkering uitsprak aangaande het aanstaande carnavalsfeest.
Immuun voor het een, vatbaar voor het ander.
Gek hè, als jij ergens warm voor loopt neem je maar voetstoots aan dat een ander dat ook leuk vind.
Vooral als grote groepen in de samenleving jouw ziektebeeld delen.
En dat is niet zo.
Naast de Elfsteden- en Carnavalskoorts zijn er vele varianten. Wat te denken van de Oranjekoorts, de Nieuwjaars Duik koorts, de Frans Bauerkoorts.
Een van de kenmerken van koorts is, dat men niet meer in staat is tot een helder oordeel.
Dat geldt zeker voor bovengenoemde verschijningsvormen. Het meest kenmerkend is misschien wel de soms belachelijke intolerantie tegenover andersdenkenden.
"Hoe bestaat het dat jij dat nou niet leuk vindt!"
Onbegrip.
Tijdens het laatste Wereldkampioenschap voetbal is een familie zowat gelyncht omdat zij weigerden hun huis vol te hangen met oranje vlaggetjes, terwijl de gehele straat, ten prooi aan de Oranjekoorts, dat wel deed.
Ook ik ben vatbaar voor de Oranjekoorts en begreep deze familie dus absoluut niet. Hoort bij het ziektebeeld.
Maar om ze nou zo agressief te bejegenen?
Kom op zeg. Wìj hadden koorts! Zij niet.....
Ook komende zomer zal de Oranjekoorts weer de kop opsteken. Ook dan zal blijken dat een aantal Nederlanders immuun is voor dit virus.
Onbegrip van beide zijden.
Waarom?
Gun ieder gewoon zijn vatbaarheid of immuniteit, voor welke koortsaanval dan ook.
Niet agressief reageren maar lekker weglachen.
Maakt de wereld een stuk leuker.

Al deze virussen hebben ongeveer hetzelfde ziekteverloop.
Of het nu gaat om een afgelaste Elfstedentocht, weer een verloren finale van het Nederlands Elftal of de dag na het Narrenfeest.
Plotseling opkomende koorts.
Je kunt je er niet tegen in laten enten, want het lichaam bouwt geen antistoffen op zodat er geen resistentie optreedt. Je kunt steeds opnieuw geïnfecteerd raken.
Geen medicatie. Gewoon uitzieken.
Een euforisch gevoel zolang de koorts aanhoudt.
Maar uiteindelijk......... Een kater met een houten kop.
Zou het iets te maken hebben met het getal "11"?
Misschien een mooie verzamelnaam voor dit soort koortsaanvallen. "De Elfde Ziekte".

Als ik dit rijtje zo beschouw, dan zou verliefdheid er ook wel eens toe kunnen behoren....
En dan is liefde de chronische vorm....


Carnaval. Vast 'n avond in het zuiden.
Ik herinner mij de gedachte die bij mij opkwam toen ik een keer op woensdagmorgen, na drie dagen Carnaval, vroeg door het stille Breda liep, op weg naar het station:
"Het inbrekersgilde heeft deze carnavalsdagen niet stil gezeten."
"Hoezo?"
"Veel braaksporen in de stad......."


vrijdag 17 februari 2012

Overpeinzingen van een fluitertje


Afgelopen woensdag viel mij een huldiging ten deel.
Tijdens de jaarvergadering van "De Liefde" bleek ik al weer 25 jaar verbonden aan deze club.

Ik weet nog hoe het begon.
Hoewel er latent wel wat muzikaliteit in mijn familie schuilt, ben ik er in mijn jeugd nooit mee in aanraking gekomen. Het enige contact wat ik als kind had met de Harmonie, was het aanschouwen van het korps tijdens de rondgangen met Koninginnedag en Kermis (met ome Ted voorop en ome Jaap op de klarinet of saxofoon), staande aan de wegkant aan de hand van mijn moeder.

Tijdens mijn opleiding tot schoolmeester kwam ik voor het eerst met een muziekinstrument in aanraking: de blokfluit. Onderwijzers werden toentertijd geacht dit instrument te kunnen bespelen om verantwoord muziekles te kunnen geven.
Aangezien velen zich dit niet hadden gerealiseerd bij hun inschrijving en zich door deze eis nogal overvallen voelden, daar dit absoluut geen prioriteit bij hen had, betekende dit veelal dat de arme blokfluitleraar of lerares zat opgezadeld met een 25-tal ongemotiveerde leerlingen, knapen tussen de 16 en 20 jaar, die dit lesuur uitermate geschikt vonden om de teugels wat te laten vieren en zich uiterst balorig te gedragen.
Het zou mij niet verbazen als de negatieve lading die het woord "fluitconcert" heeft, hier is ontstaan.
We hebben heel wat leraren versleten. Tot op de draad. Elk half jaar een ander. Sommige hielden het na twee weken al voor gezien.
Niet meneer Kloeg. Dat was een blijvertje. Een man van rond de zestig met enorm veel humor. Hij begreep de lamlendige stemming onder zijn pupillen wel en wist daar op een geweldige wijze mee om te gaan. Als wij het lokaal binnenkwamen en onze blokfluit begonnen uit te testen pakte hij soms zijn fluit en wist daar een dermate hoog en schel geluid aan te ontlokken, dat wij op slag onze fluit lieten vallen omdat wij onze vingers nodig hadden om in onze oren te stoppen en zo gehoorbeschadiging te voorkomen.
En hij... dan schuddebuiken van het lachen.
Ondanks zijn leeftijd was hij misschien de grootste kwajongen in het lokaal.
Zo kon hij quasi boos worden als er weer iemand, tijdens het klassikaal vertolken van Eun Deun Dip, of Mieke hou je vast (veel verder in het repertoire zijn we nooit gekomen), tijdens een rust in het muziekstuk toch een nootje liet horen.
Want rusten waren, volgens meneer Kloeg, de mooiste momenten van het muziekstuk.
In de situatie waarin hij zich bevond zeker een waarheid als een koe.

Mijn eerste echte contact met een muziekvereniging ontstond toen Wandelsportvereniging "De Rippers" begin 60-er jaren ging deelnemen aan de Nationale Jeugdvierdaagse in Breda. Wij werden ondergebracht in het clublokaal van Jeugd Tamboer- en Pijperkorps "Jong en Blij", een vereniging waarmee wij in de loop der jaren een hechte relatie opbouwden.
Een geweldige Band met nationale en internationale bekendheid.
Geleid door oud militairen. Dus ijzeren discipline, en reken maar dat ze keurig in de pas liepen!
Het was via deze vereniging dat ik mijn Tonja leerde kennen.
Zij bespeelde de pijperfluit en de lyra.
Tijdens de inhuldiging op de laatste dag van de Vierdaagse mochten wij altijd achter "Jong en Blij" lopen: "Onze Band".
Helaas ging dit prachtige korps eind 60-er jaren door teruglopend ledental ter ziele.
Zaten wij zonder korps.
Vanuit "De Rippers" ontstond toen in Rijpwetering het idee om zelf een muziekkorps te beginnen.
Zo werd eind '69 "Nomero" geboren, waarin ik een aantal jaren trompet speelde (althans, probeerde).

Het was Dhr B. van der Pluijm die zo'n 25 jaar geleden het jachthoornkorps van "Liefde voor Harmonie" nieuw leven in wilde blazen.
Tonja en ik zagen hierin een mooie gelegenheid om onze jongens via deze weg in contact te laten komen met de muziek.

Op dinsdagavond met de boys naar de Technische School om kennis te maken met de instrumenten.
Daar trof ik Nico Straathof, die geprobeerd heeft om mij bij Nomero trompet te leren spelen. (ja, die grijze haren heeft hij van mij).
Nico trachtte mij te strikken om ook mee te komen spelen op de jachthoorn. Mijn prestaties op de trompet indachtig, zei ik hem dat ik dat niet zo'n goed idee vond.
Nee, dwarsfluit, dat leek me wel wat.
Nico was spoorslags verdwenen om mij even later een zwart koffertje in handen te duwen met de woorden: "Ga maar eens proberen".
Zo is het gekomen.
Het was een goed idee, 25 jaar geleden.
Het was tenslotte de eerste stap naar het Conservatorium van mijn oudste zoon en het eerste contact met mijn favoriete instrument.
Hoewel ik nooit een virtuoos zal worden, heeft "De Liefde" mij wel heel veel plezier en goede vrienden gebracht. Ik hoop nog vele jaren mijn partijtje mee te blazen.
En, ongemerkt.... ik kan nu ook piano spelen!
Zal meneer Kloeg wel leuk vinden.

Fluit, pijper....
Het is ongetwijfeld de erotische lading van de woorden waarom ik mij zo tot deze instrumenten aangetrokken voel.
De opmerkingen van mijn broers over mijn kleine fluitje, als ik ze langs de weg tref tijdens een rondgang, neem ik maar voor lief....





zondag 12 februari 2012

Friezen en dooien


Bent u ook aan de beterende hand?
Is de koorts al wat gezakt?
It giet net oan.
Toch jammer.
Niet alleen omdat we nog wat langer zullen moeten wachten op "De Tocht der Tochten", maar vooral voor de echte Friezen vind ik het sneu.
Ze hebben er alles aan gedaan.
Een dapper volk.
Een trots volk.
Terecht.

Ik heb een diepe bewondering voor die Friezen.
Voor hun nuchterheid.
Deze wordt vaak toegeschreven aan ons, Hollanders, maar als het over ijs en schaatsen gaat, raken velen van ons al snel los van de realiteit.
Zodra het kwik het ook maar één keer waagt om onder de -5 te komen, gaat het rumoeren, roezemoezen: Hij komt!
Een soort Sinterklaasgevoel maakt zich van ons meester.
We kunnen van de spanning niet meer slapen en kruipen 's nachts uit bed, blazen een gaatje in de ijsbloemen op de ruiten om te zien of de maan wel door de bomen schijnt.
We kijken 's middags met rode oortjes naar het inderhaast geprogrammeerde IJsjournaal.
Het had nog leuker geweest als Diewertje het had gepresenteerd.
Met dansende bekertjes chocolademelk en koppen erwtensoep onder in het beeld.
Prachtig toch om zo'n oud, klein Fries boertje, met zo'n doorgroefde kop, te horen vertellen dat hij vorig jaar nog door het ijs is gezakt en koppie onder ging.
En dan de journalist die hem vraagt of hij dat overleefd heeft.....
Ach, als de koorts maar hoog genoeg is, dan weet je soms niet meer wat je zegt of vraagt.
Ik moet bekennen dat ik me ook heb laten meeslepen door de berichtgeving in de media en me verkneukelde bij het vooruitzicht om het eindelijk weer eens mee te maken. Die prachtige beelden van de laatste drie tochten zijn in mijn geheugen gegrift.
En als ik om mij heen keek en luisterde was ik niet de enige.
Nee, wij Hollanders zijn kwetsbaar als het om de Elfstedenkoorts gaat.
Mijn buurman krijgt al lichte verhoging als eind augustus de ijscoman de straat indraait.

Dan de Friezen.
Zij laten zich niet meeslepen door emoties.
Ze willen die tocht net zo graag, misschien zelfs nog liever als wij.
Maar 15 cm is 15 cm.
De rayonhoofden staan pal.
Nee, niet stiekem er een centimeter bijlullen.
15 cm. Wat de mannen van de jongens onderscheidt.
Daar wordt niet over gemarchandeerd.
Helder en duidelijk. Hou je aan de feiten.
Kunnen ze in Den Haag nog een hoop van leren.
En regels zijn regels.
Waar wij al gauw komen met een: "Ach..."
Niet de Friezen.
Stempelpost gemist? Geen kruisje en verwijderd uit de uitslag. Sorry Piet.
1 Minuut over 12 aankomen op de Bonkevaart? Jammer.
Zo bewaken ze met verve dit Cultureel Erfgoed.
Ook door het buiten de deur houden van de commercie.
Ze houden de rug recht als multinationals met rammelende beurzen bij hen aankloppen.
Daar blijven ze ijskoud onder.
Het zal hen worst wezen.
De Elfstedentocht is niet te koop.
Als Sepp Blatter straks aftreedt, stel ik voor dat wij Wiebe Wieling voordragen.

Maar...
We laten nog niet alle hoop varen! Het kan nog goed komen. Als volgende week de vorst weer wil toeslaan....
En koorts is net als ijs.
Ook die kan dan zo weer terug zijn.
We zijn tenslotte nog aan het uitzieken.
Wiebe heeft het zo prachtig gezegd.
Mart heeft beloofd dat het een tegeltjes wijsheid zou worden.
Bij deze:

Marketing Fryslân heeft 1 miljoen gemeenschapsgeld in het noodlijdende(?) bedrijf Endemol gestoken om de RTL-misdaadserie "Moordvrouw" mede te financieren ter promotie van de provincie Friesland.
Leuke hoofdrolspeelster hoor, maar het blijft natuurlijk toch gewoon een Japanse mevrouw die een Nederlandse rechercheur speelt.
Zonde van het geld.
Je moet verdorie geld van zo'n firma eisen om in jouw mooie provincie te mògen filmen!
En dan die titel: "Moordvrouw", dat roept ook niet meteen associaties op met Fryslân.
"Friezen en dooien" had beter gepast.
Wil je Friesland promoten?
Laat gewoon weten dat de rayonhoofden bij elkaar komen voor overleg.
Ook al is het half augustus.
De hele wereld zal zijn blik richten op Friesland.

Hoe zit u trouwens in uw aardewerk?
Hou eBay en Marktplaats in de gaten.
Ik denk dat er binnenkort een behoorlijke partij op de markt komt.
Voor weinig....








zondag 5 februari 2012

Ouder worden


Deze week is mijn oudste kleindochter al weer zes jaar geworden...

Kleinkinderen.
Dat is het mooiste wat er is.
Menig opa of oma zal dit volmondig beamen. 
Met het klimmen der jaren moet je soms wat zaken inleveren, maar die worden ruimschoots gecompenseerd als dit grote geluk je ten deel valt.
Natuurlijk zijn kinderen leuk, maar kleinkinderen zijn nog veel leuker! Omdat je er niet meer midden in zit, heb je een veel beter overzicht. Je kunt op een afstandje genieten.
Je mag ze knuffelen en een flesje geven.
De vuile luiers en doorwaakte nachten zijn voor pappa en mamma.
Oké, als er gerit moet worden naar dokters of ziekenhuizen, kun je ook als opa wel wat van de leg raken.
Maar toch.
Je hebt vroeger die ritjes ook gemaakt. Met je eigen kinderen. En je weet dat het vaak allemaal best meevalt.
Achteraf dan.

Als je plotseling tijdens een toneeluitvoering weggeroepen wordt omdat je vrouw met de kleine met spoed naar het ziekenhuis is, slaat je hart wel een slag over. In je geest is plotseling alleen nog maar ruimte voor dat ene bericht. Niet afgeschminkt als de sodemieter naar het ziekenhuis. 

Die dokter zal wel gedacht hebben....
Maar natuurlijk viel het achteraf best mee.
Of je dochtertje, dat vanwege steeds terugkerende blaasontstekingen voor onderzoek naar het ziekenhuis moet, op een groot apparaat wordt vastgesnoerd en dan rondgedraaid wordt. Die angstige blikken die pappa en mamma zoeken. Dat beeld draag je je leven lang mee.
Maar ook dat is goed gekomen.
Ze kunnen je ook aardig te kijk zetten.
Als je met je zoontje naar het ziekenhuis moet om het gips te laten verwijderen na een botbreuk in de onderarm. Je moet hem ophalen bij de huttenbouw, waar hij met vriendjes de hele week al volop bezig is om een onderkomen te realiseren. Daar aangekomen zie je vol afgrijzen hoe hij met zijn gipsen onderarm, bij gebrek aan een hamer, drieduims spijkers in een pallet hengst. U kunt zich voorstellen hoe het gipsen omhulsel eruit zag. Met schaamrood op de kaken meld je je bij de dienstdoend arts. 
Die dokter zal ook wel gedacht hebben....
Maar verder..... Wat bloedneuzen, tanden door de lip, schaafwonden. Mag geen naam hebben.
Ik realiseer me dat wij, wat dat betreft, goed zijn weggekomen en ons daarom gelukkig mogen prijzen.
Dat doen we dan ook.
Het kan natuurlijk ook anders.
Mijn kinderen moeten al deze zorgen nog doorleven.
Nu maar hopen dat ze net zo goed wegkomen.

Ik weet nog goed hoe het was.

Je stelt je er van alles van voor: vader worden.
En als het moment daar is, is het toch zo heel anders.
Je realiseert je plotseling dat je leven niet langer van jou is.
Tot die tijd mag je zelf je leven indelen.
Natuurlijk houd je wel rekening met anderen.
Maar wel tot op zekere hoogte.
Als er liefde in het spel is, kun je soms best ver gaan in het wegcijferen van jezelf.
Er zijn echter grenzen.
Je eigen kind in de armen doet je beseffen dat dat voorbij is.
Dat kleine wurm is volledig afhankelijk van jou.
Het moet gevoed en beschermd worden, gekleed en getroost.
Niet alleen wanneer het jou uitkomt.
Het is de kunst om met die verantwoordelijkheid soepel om te gaan, anders kun je wel eens vergeten om te genieten.
Niet dat het altijd genieten is hoor. We moeten wel realistisch blijven, toch?
Ze bezorgen je soms grijze haren, een sik of een punthoofd. 
Ze kunnen je er soms toe brengen dat jij je de haren uit het hoofd trekt. 
Ik wil wel even kwijt dat de karige bedekking van mijn hoofdhuid een genetische oorzaak heeft, en dus niet verwijtbaar is aan mijn kinderen.



"Ouder worden is een gunst, ouder zijn een grote kunst"
Zou ook zo maar op een tegeltje kunnen en zowel mij als mijn kinderen kunnen inspireren hoe verder te gaan in het leven.
Dat is misschien wel het allermooiste van kleinkinderen.
Ze brengen je eigen kinderen dichter bij jou.
Ik ben misschien oud.
Maar zij zijn ouder.