zondag 24 februari 2019

De Bona



Afgelopen september heeft mijn oudste kleindochter haar eerste schreden gezet in het middelbaar onderwijs. Dat doet je denken aan je eigen gang naar het vervolgonderwijs, na je carrière op de lagere school (zo heette dat toen).
Nee, wij deden geen cito toets. De "bovenmeester", Mijnheer Zwartelé, tevens leerkracht van de 6e klas, liet tijdens een gesprekje met mijn ouders weten, dat Pietje wel een kans maakte op het Bonaventura Lyceum in Leiden, waar hij na een eerste brugjaar kon doorstromen naar Gymnasium of HBS. Ja, en als de bovenmeester in die tijd zoiets zei, dan werd deze raad gewoon gevolgd.
Mijn moeder vroeg nog, of ik dat wel wilde. Willen? Had ik iets "te willen" dan? Daar had ik eigenlijk nog nooit iets van gemerkt.
U begrijpt het al, ik was in mijn jonge kinderjaren een volgzaam typje dat altijd braaf deed wat hem gezegd werd. Het ontzag dat ik voor mijn vader had (en wat hij ook afdwong) zal daar zeker debet aan zijn geweest.
Ik had in die tijd nog geen flauw idee wat ik later wilde worden, had er ook eigenlijk nooit echt over nagedacht. Ik verwachtte misschien dat ik gewoon mijn vader zou opvolgen in het bedrijf. Niet dat dat nou direct mijn voorliefde had, want dat wroeten in de grond vond ik niet bepaald een opwindend tijdverdrijf, zo had ik ervaren tijdens de vele vakanties die ik in de Blauwe Polder "mocht" doorbrengen.

Maar goed, Mijnheer Zwartelé vond mij dus een slim jongetje dat goed kon leren, dus ik werd opgegeven voor het Bonaventura. Nou kwam je daar niet zo maar op. Nee, ik moest eerst "toelatingsexamen" doen. Op een zaterdagmorgen, (voor het eerst alleen) met de bus naar Leiden, doorrijden tot het station en dan op zoek naar de Mariënpoelstraat die ik, dank zij een vage routebeschrijving, al snel had gevonden. De noordkant van de straat werd zowat helemaal ingenomen door een gigantisch, kloosterachtig gebouw. Begrijpelijk, want de school werd gerund door paters Franciscanen. Daarin was "Het Bonaventura" gevestigd. Ik sloot mij aan bij de uit alle richtingen komende jongens die het gebouw binnenstroomden. Ik ging er gemakshalve maar vanuit, dat ook zìj toelatingsexamen kwamen doen. Niet helemaal juist, want later bleek dat er ook op zaterdagmorgen gewoon lessen werden gegeven. Bij binnenkomst werden wij als examenkandidaten uit gesorteerd door een nors kijkende pater Franciscaan en twee trappen op gedirigeerd naar de aula, waar het toelatingsexamen plaats zou vinden.
Een (zeker in mìjn ogen toen) gigantische ruimte met allemaal losstaande tafeltjes met stoel waaraan wij plaats moesten nemen. Misschien werden wij vriendelijk welkom geheten, misschien ook niet. Het is mij allemaal ontgaan doordat ik volledig overweldigd was door alle nieuwe indrukken die deze zaterdagmorgen over mij werden uitgestort.
Gelukkig kreeg ik wat vellen papier onder mijn neus geduwd met sommetjes, taaloefeningen en wat algemene vragen, die ik geacht werd te gaan maken. Eindelijk iets bekends, waar ik mij dan ook vol overgave op stortte en zo die wonderlijk verwarrende wereld even buiten kon sluiten. Toen ik klaar was moest ik nog een kwartier wachten tot er een bel ging. De paperassen werden opgehaald en wij werden naar buiten geleid. Geen gezellige rondleiding door het gebouw of zo, niets van dat alles. Zo stond ik een paar uur later weer buiten, alleen..... 
Ik weet nog dat de zon scheen. Het was een mooie dag. Op mijn gemak heb ik de directe omgeving van de school verkend en ben toen naar het station gewandeld waar ik de bus pakte, op weg naar huis.
Een paar weken later kwam het bericht dat ik was aangenomen.....

Het was best even wennen voor een manneke dat was opgegroeid in de vertrouwde, veilige omgeving van een klein dorpje met haar dorpsschooltje. De wereld was ineens zo verschrikkelijk veel groter geworden.
Ik kwam terecht in een klas met "buitenlanders", jongens uit de omliggende dorpen van Leiden: Zoeterwoude, Lisse, Sassenheim, Leiderdorp. Een groep waartussen ik mij redelijk snel thuis voelde, zonder hechte vriendschappen te ontwikkelen. Ik ben nou eenmaal een einzelgänger.
Elke ochtend en middag voegde ik mij in een van de lange fietscolonnes van scholieren uit De Veen, Oude en Nieuwe Wetering, De Rip en Oud Ade die allen een middelbare school in Leiden bezochten.
Weer of geen weer, dag in, dag uit.

Elk uur naar een ander lokaal, naar een andere leraar. Sommige aardig, andere niet zo aardig en een paar horken. Ik kan mij er nog een aantal herinneren. Pater Gelauff (in de volksmond van de schoolpopulatie aangeduid als Piet Paard) die er geen been in zag om met de singel, welke hij normaal rond zijn pij droeg, een aantal vechtende jongens op het plein uiteen te rossen. Aan de andere kant pater Van Sasse van Ysselt (pater Blub), een fantastische, humorvolle man. Meneer Bol van Nederlands, Passchier voor tekenen. De lieve juf die we voor Latijn hadden en waar ik leerde dat "puellam pulchram" mooi meisje betekende. De wulps uitziende nieuwe lerares geschiedenis die aan ons werd voorgesteld als Mevrouw Maagdenburg, wat leidde tot veel gegniffel omdat juist in de natuurkundeles de Maagdenburger Halve Bollen waren besproken. De lerares Frans, wier naam ik vergeten ben. Zij was een oudere, zwaar opgemaakte dame die altijd gehuld ging in opzichtige jurken en zware wolken van zoete, weeë parfum, waarschijnlijk om de door ons vermoede alcoholdampen te verbloemen. 
De beste herinneringen heb ik wel aan meneer Elferink, een jonge, enthousiaste leraar die altijd in was voor een geintje, maar ook in staat was om het toch spreekwoordelijk saaie vak van wiskunde tot een spannend avontuur om te toveren.
Meneer Nelissen, de rijzige autoritaire biologieleraar heb ik één keer weten te verleiden tot het tonen van emotie. Mijn vader had in de Blauwe Polder uit de sloot een diertje gevangen, waarvan hij niet wist wat het was. Hij had het in een potje met water gedaan en dat had ik meegenomen naar school om de heer Nelissen te vragen of hij misschien wist wat het was. Het leek gewoon een lange haar, maar het bewóóg en het moest dus wel een levend wezen zijn. Ik zag de ogen van meneer Nelissen, bij het zien van dit wonderlijke diertje, groot en glimmend worden en een glimlach verscheen (ik denk, sinds jaren) rond zijn mond. Hij liet ons aan ons lot over en begon meteen allerlei boeken te raadplegen, omdat het blijkbaar ook voor hem een volkomen onbekend schepsel was. Uiteindelijk riep hij triomfantelijk van achter zijn boeken uit: "Een paardehaarworm! Het is een paardehaarworm!" De goede man was volledig uit zijn doen......
De week daarop was hij weer gewoon zichzelf. Autoritair, stuurs. Maar sinds die tijd dacht ik in zijn blik, telkens als onze ogen elkaar kruisten, een glimp van verstandhouding en dankbaarheid te zien.
Ik had voor biologie altijd goede cijfers.....
Het was best aanpoten op het Bona. Ik mocht dan volgens Mijnheer Zwartelé een slim jongetje zijn, dat goed kon leren, ik moest nu toch echt mijn best doen om acceptabele resultaten te bereiken. Het halen van 8en en 9's werd van regel, uitzondering en ik moest ook leren omgaan met de teleurstelling van het halen van onvoldoendes. Vooral de talen, Latijn, Frans, Engels en later Duits bleken een struikelblok. Ik had geen talenknobbel, dat was al snel duidelijk.
Niettemin mocht ik elk jaar over, soms met de hakken over de sloot. Tot..... ik het gebracht had tot de vierde klas HBS B. Toen bleef ik zitten. Het integraal en differentiaal rekenen is mij uiteindelijk noodlottig geworden. Ik snapte er echt geen hout van, kon het allemaal niet meer volgen, hoe meneer Elferink ook zijn best deed om het mij aan het verstand te peuteren. Achteraf niet zo verwonderlijk. Ik was met mijn 15 jaren verreweg de jongste van de klas......

Intussen wist ik wat ik wilde worden. Schoolmeester.
Met mijn 3 jaar HBS kon ik moeiteloos instromen op de Bisschoppelijke Kweekschool Sint Vincentius aan de Paramaribostraat in Den Haag.
Dat was, vooral in het begin echt een makkie. De meeste aangeboden stof was die eerste twee jaren vooral herhaling. Na die twee jaar, in 1968 verhuisden we naar de Diamanthorst, naar een nieuw gebouw en werden we "Pedagogische Academie" en mochten wij ons voortaan "student" noemen......


En elk jaar vroegen mijn klasgenoten, als ik na de grote vakantie bronsgebruind op school verscheen, in welk ver en zonovergoten oord ik mijn vakantie had doorgebracht.
Gewoon, opgedaan in de Blauwe Polder tijdens het dagenlang bollen rapen.
Blauwe Polder Bruin......



Geen opmerkingen:

Een reactie posten