Vrijdagavond 25 oktober bezocht ik op aanraden van mijn vriend Pieter de donateursavond in Museum Oud Alkemade, alwaar René Bastiaanse, tot voor kort directeur van het Brabants Historisch Informatiecentrum, was uitgenodigd om een lezing te geven over de invloed van de Katholieke Kerk op de maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland in de periode van 1900 tot 1970.
Hoewel wij als kinderen vanuit de Schoolkatechismus op de vraag: "Waartoe zijn wij op aarde?", als antwoord aangereikt kregen: "Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn.", werd mij uit het relaas van Dhr. Bastiaanse duidelijk dat het werkelijke antwoord eigenlijk had moeten luiden: "Wij zijn op aarde om zoveel mogelijk kindertjes te maken.", iets wat toentertijd door de geestelijkheid bij regelmatige huisbezoeken de volwassenen wel aan het verstand gepeuterd werd. Echter wel met de toegevoegde restrictie dat bij het storten van de fundering geen gevoelens van genot ervaren mochten worden. Het beleven van seksuele opwinding was immers een doodzonde en dientengevolge een "one way ticket to hell."
Een van de toehoorders merkte op dat het ervaren van seksuele opwinding dus de facto een "dagelijkse zonde was". Dhr. Bastiaanse moest toegeven dat dit misschien wel zo was, maar dat de geestelijkheid daar toch anders over dacht en vergeving via het sacrament van de Biecht nodig was om het eeuwig hellevuur te ontlopen.
Kortom, het was een leerzame, maar ook vermakelijke avond, mede dankzij de vertelkwaliteiten van de spreker.
Twee dagen later, vorige week zondag dus, was er een reünie van de Pouwen, de kleinkinderen van Gerrit Pouw en Chrissie Olijerhoek. Het was een confrontatie met de gevolgen van het feit dat ook mijn (voor)ouders tijdens de bloeiperiode van het Rijke Roomsche Leven blijkbaar lijdzaam de voorschriften opvolgden van de geestelijke leiders van de Katholieke Kerk.
Op de foto opa Gerrit met zijn twaalf kinderen, die gezamenlijk weer voor ruim 70 kleinkinderen zorgden. U begrijpt, ondanks het feit dat ze er zondag niet allemaal waren, was het, met de aanhang erbij, toch een flink gezelschap.
Nee, ik kende ze niet allemaal bij naam en toenaam, maar ik heb een excuus: mijn moeder had twaalf broertjes en zusjes en aan die kant heb ik dus ook nog een hele rist neven en nichten.....
De meesten waren echter geen onbekenden. Een groot aantal woont nog in de omgeving van Roelofarendsveen en die kom je dan ook zo af en toe tegen. Anderen hebben alleen "een bekend gezicht". Niet dat je ze nog herkent van vroeger, als je op visite was bij oma en hen daar soms trof, maar je hebt ze waarschijnlijk in de laatste decennia een keer gezien of vluchtig gesproken, tijdens de uitvaart van een oom of tante. Tja, da's helaas de realiteit.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het idee voor deze reünie tijdens zo'n gelegenheid, het afscheid van Oom Jos, ontstond.
Een aantal jaren geleden is een Facebookpagina gestart waarop de nazaten van "Gerrit en Chrissie" zich verzameld hebben en zo (her)kende ik ook wat neven en nichten die anders voor mij grote onbekenden geweest zouden zijn, maar die ik nu via fotootjes of verhalen wel eens had zien langs komen.
Toch is het gek. Dat op zo'n familie reünie eigenlijk soms volslagen vreemden tòch iets vertrouwds lijken te hebben. Ik voelde dat tenminste wel op die zondagmiddag. Misschien is dàt het wel wat Engelsen bedoelen als ze spreken over "Blood is thicker than water".
Wat is dat dan?
Komt het misschien doordat bepaalde gelaatstrekken bij meerdere personen aanwezig lijken? Is het omdat enkelen steeds meer op hun vader of moeder gaan lijken en zo het vertrouwde gezicht van een oom of tante doen herleven? Of is het misschien omdat de meeste neven blijkbaar naar dezelfde kapper gaan als jijzelf.
Is het de wetenschap dat we allemaal oma Chrissie gekend hebben, wonend in haar kleine huisje op de Suiker-en-Bolwurft? Dat we allemaal opa Gerrit alleen kennen van die foto? Die streng kijkende man met die prachtige, geweldige snor?
Of is 't het verhaal dat wij vast allemaal kennen en met elkaar delen.
Het verhaal hoe oma Chrissie er in 1933 plots alleen voor kwam te staan toen haar man op 46-jarige leeftijd overleed, twee maanden nadat zijn oudste dochter trouwde. Hoe zij achterbleef met 11 kinderen in de leeftijd van 4 tot 21 jaar, in een tijd van crisis, van oorlogsdreiging. Een tijd zonder de sociale vangnetten die wij vandaag de dag kennen.
Het respect en de groeiende bewondering met het ouder worden voor die mooie, kleine parmantige vrouw met de duizend rimpeltjes die haar gezin door deze moeilijke tijden wist te loodsen.
Misschien is het dat verhaal wel, wat ons bindt.
Dank je wel, Cisca en Carinta voor het organiseren van deze middag. En aangezien ik nog lang niet iedereen gesproken heb, zou er eigenlijk een vervolg moeten komen.
Jammer dat niet iedereen er was. Naast wat berichten van verhindering of anderszins moesten we natuurlijk ook een aantal neven en nichten missen die intussen afscheid hebben moeten nemen van ons en van het leven.
Maar het was een prachtige middag met mooie verhalen en herinneringen, waarin ook zij een plaatsje kregen. En zo waren ze er toch een beetje bij.
Best wel een mooie gedachte voor vandaag (2 november, Allerzielen), vindt u niet?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten