Het is dinsdagavond, 13 november, 10 voor 12.
Dag, lief moedertje...........
In Memoriam
Catharina Maria
Elisabeth Pouw-Meijer
p
15 mei 1919 werd in Roelofarendsveen bij bakker Albert Meijer en zijn vrouw
Mien Jansen een tweeling geboren: Marietje en Catootje. Zij waren de oudste
dochters in een gezin dat uitgroeide tot een dertiental kinderen: 5
jongens en 8 meiden.
In
de naweeën van de Eerste wereldoorlog, door de crisistijd heen en op weg naar
de Tweede wereldoorlog, zal er geen sprake geweest zijn van een onbezorgde
jeugd.
To
leerde Piet Pouw kennen, die op 20 jarige leeftijd, na het overlijden van zijn
vader, als oudste zoon diens bloembollenbedrijf voortzette en zo zijn moeder met twaalf
broertjes en zusjes door die moeilijke tijden moest loodsen.
Op
5 juni 1947 traden zij in het huwelijk en betrokken een kleine woning op de
werft achter Wijsman: Noordeinde 104.
Daar
werd in 1948 de eerste zoon geboren: Ger.
En
elk jaar kwam er eentje bij; zo ging dat in die tijden.
Er
werden 6 jongens geboren en één meisje.
Terwijl
vader Piet van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat in de Blauwe Polder een
karig inkomen bijeen schraapte, stond moeder To nagenoeg alleen voor de
opvoeding en verzorging van de kinderen. Zonder de moderne hulpmiddelen en met
minimale financiën slaagde zij erin de monden te voeden en de kinderen netjes
in de kleren te houden.
In
1959 verhuisden ze naar de Binnenweg in Rijpwetering en betrokken daar een
nieuwbouwwoning die, in tegenstelling tot hun oude huisje, de nodige ruimte
bood aan het kinderrijke gezin.
Hoewel
in de 60-jaren de welvaart gestaag groeide, bleef het bollenbedrijf van haar
man een onzeker bestaan en zag To zich genoodzaakt om spaarzaam en efficiënt te
werk te gaan om de eindjes aan elkaar te knopen. Zij is daar wonderbaarlijk in
geslaagd. De kinderen werden groter en mochten, terwijl het financieel eigenlijk
niet kon, studeren. Haar eerste zorg en inzet was altijd het welbevinden van haar
kinderen en daarvoor was zij bereid zichzelf weg te cijferen.
Toen
de kinderen een voor een het ouderlijk huis verlieten om aan hun eigen toekomst
te bouwen, kreeg zij eindelijk de gelegenheid om haar eigen vleugels wat uit te
slaan.
En
dat deed ze dan ook. Dat haar man nooit tijd had voor een uitstapje werd licht
morrend geaccepteerd maar weerhield haar niet om er dan maar alleen op uit te
trekken. Familiebezoekjes naar Castricum of Nijmegen en regelmatig naar haar
enige dochter in Wezep.
Hun
eerste kleinkind werd geboren op de dag dat ze 25 jaar getrouwd waren. Vele
kleinkinderen volgden. Ze was trots en vol interesse en volgde hun opgroeien
met grote belangstelling.
Eindelijk
liet vader Piet zich overhalen en verhuisden zij in 1995 naar een
bejaardenwoning aan de Piet Mondriaanlaan om daar samen te gaan genieten van
een welverdiende oude dag.
Het
was van korte duur. In datzelfde jaar werd haar man getroffen door een
herseninfarct waardoor hun samenzijn beperkt werd tot de bezoekuren in het
verpleeghuis.
Maar,
de beker was nog niet leeg.
Het
jaar daarop overleed na een kort ziekbed haar oudste zoon Ger.
In
1997 moest zij afscheid nemen van haar man.
Toch
heeft ze nooit haar zonnig humeur en optimisme verloren.
Vele
jaren leefde zij blij en tevreden in haar huisje aan de Mondriaanlaan.
Maar
diabetes eiste zijn tol.
Haar
zicht werd snel minder en andere complicaties deden haar in het verpleeghuis
belanden. Dat viel haar zwaar.
Achterkleinkinderen
werden geboren. We zagen haar vreugde en trots dat ze dat nog mocht meemaken.
Maar
ook het stille verdriet dat het haar niet meer gegeven was om de kleinen te
zien.
Ondanks
het feit dat haar wereldje door haar handicaps al maar kleiner werd, bleef zij
altijd haar goede humeur bewaren.
En
scherp van geest. Tot het laatste moment.
Gelukkig
heeft ze haar laatste jaren mogen doorbrengen in Huize Jacobus, waar zij
liefdevol werd verzorgd, in de haar zo vertrouwde Veen.
De
Dood heeft erbarmen getoond. Ze heeft de dag mogen doorbrengen met allen die
haar zo dierbaar waren en in de late avond heeft ze in alle rust afscheid mogen
nemen van dit Leven.
Het
donker was al vele jaren
haar
metgezel, haar reisgenoot
Wij
konden dan ook niet verklaren
Dat
ze steeds zei: ‘k Wil nog niet dood
Haar
sterke lichaam, door de tijd gebroken
Het
duister dat haar steeds omsloot
Van
licht, van beeld, van kleur verstoken.
Toch
zei ze steeds: ‘k Wil nog niet dood.
Toch is hij ’s avonds laat gekomen
Ze heeft zijn boodschap goed verstaan
Want vrede lag op haar gezicht.
Hij heeft haar bij de hand genomen
En rustig is ze meegegaan
Om te gaan wandelen in het Licht.
Zoveel gegeven
Tekst, muziek en zang door Jeroen