Zong vrolijk
toen de zon doorbrak.
Maar nam, voor hij
zijn lied begon,
een slokje uit zijn zakflacon.
een slokje uit zijn zakflacon.
Sinds de Kroet en de Poelifinario van Toon Hermans weten we, dat vele vogels hun naam ontlenen aan het geluid dat zij voortbrengen, zoals de koekoek, de kievit en de grutto.
Anderen danken hun naam (of bijnaam) aan hun uiterlijk of (eet)gewoonten.
De koolmees met zijn (steen)koolzwarte kopje, de Bonte Piet (scholekster) met zijn zwart-witte verenkleed hebben alleszeggende namen, net zoals het visdiefje en de bijeneter.
Mij intrigeerde de naam van de pimpelmees.
Het prachtige kleine vogeltje dat iedereen wel kent, zeker als men in de winter vetbollen of pindasnoeren in de tuin hangt.
Is dit vogeltje werkelijk een stille zuiper, zoals zijn naam doet vermoeden?
Vorig jaar heeft een pimpelmees paartje met succes een gezinnetje groot gebracht in het nestkastje dat in mijn tuin hangt.
Bij het schoonmaken van de nestkast rook ik echter geen penetrante alcoholgeur en ook trof ik geen lege flessen aan.
Het kan ook eigenlijk niet, een vogeltje dat aan de drank is.
Kijk, een pimpelmees met een kegel kan nog wel, maar een pimpelmees met een kater lijkt mij geen lang leven beschoren.
Al surfend op het internet kwam ik op http://www.etymologiebank.nl terecht.
Etymologie, de wetenschap die zich bezig houdt met de herkomst en geschiedenis van woorden.
Daar las ik, dat het woord "pimpel" de oorspronkelijke betekenis heeft van "klein, teer, zwak".
Een klein en teer, zwak mensje werd ook wel een pimpel genoemd.
Aangezien de pimpelmees de kleinste is in de mezenfamilie, zou dat zijn naam verklaren.
Een glaasje is ook een klein teer voorwerp en werd daarom ook wel een pimpeltje genoemd.
Dat, daaruit volgend, het nuttigen van alcoholische snoeperijen uit zo'n klein glaasje "pimpelen" genoemd wordt, is dan niet meer dan logisch en daarmee ook verklaard.
Het woord "pimpelpaars" ontstond op een later tijdstip en is waarschijnlijk een omschrijving van de kleur van het kobaltblauwe petje van de pimpelmees.
Dat pimpelpaars ook gebruikt wordt om de kleur van het reukorgaan te omschrijven dat een overmatig alcoholgebruiker kan ontwikkelen is, zeker in het licht van die andere betekenis (pimpelen), opmerkelijk.
Het betekent wel, dat de kleur pimpelpaars toch wat ondefinieerbaar is, daar de kleur van het mezenpetje en een drankneus nogal verschillen.
Ook is het leuk om te lezen, dat zo'n klein vogeltje in verschillende streken heel andere namen krijgt toebedeeld, zoals Blauwköpke (NB), Blauwpetje (Achterhoek) of Biemeiske (L).
Overigens schijnt die laatste benaming niet helemaal terecht te zijn, daar de pimpelmees, in tegenstelling tot de koolmees, helemaal niet op bijen jaagt.
Nee, de pimpelmees is wel bekend als melkdoppenterrorist.
Rond de jaren 1960-1970 moest een alternatief gezocht worden om melk- en karnemelkflessen te sluiten. Deze werden toen gesloten met dunne, gekleurde aluminiumfolie.
De flessen werden vaak buiten, voor de deur, door de leverancier achtergelaten.
Pimpelmezen leerden al gauw dat karnemelk lekker was en dat ze de dunne folie gemakkelijk konden doorpikken, zodat ze van de inhoud konden snoepen.
Zie je wel? Toch een pimpelaar!
Zij het dan van karnemelk.....
Ik ga een glaasje inschenken.
Voel me toch een beetje een pimpelmees.....
Mij intrigeerde de naam van de pimpelmees.
Het prachtige kleine vogeltje dat iedereen wel kent, zeker als men in de winter vetbollen of pindasnoeren in de tuin hangt.
Is dit vogeltje werkelijk een stille zuiper, zoals zijn naam doet vermoeden?
Vorig jaar heeft een pimpelmees paartje met succes een gezinnetje groot gebracht in het nestkastje dat in mijn tuin hangt.
Bij het schoonmaken van de nestkast rook ik echter geen penetrante alcoholgeur en ook trof ik geen lege flessen aan.
Het kan ook eigenlijk niet, een vogeltje dat aan de drank is.
Kijk, een pimpelmees met een kegel kan nog wel, maar een pimpelmees met een kater lijkt mij geen lang leven beschoren.
Al surfend op het internet kwam ik op http://www.etymologiebank.nl terecht.
Etymologie, de wetenschap die zich bezig houdt met de herkomst en geschiedenis van woorden.
Daar las ik, dat het woord "pimpel" de oorspronkelijke betekenis heeft van "klein, teer, zwak".
Een klein en teer, zwak mensje werd ook wel een pimpel genoemd.
Aangezien de pimpelmees de kleinste is in de mezenfamilie, zou dat zijn naam verklaren.
Een glaasje is ook een klein teer voorwerp en werd daarom ook wel een pimpeltje genoemd.
Dat, daaruit volgend, het nuttigen van alcoholische snoeperijen uit zo'n klein glaasje "pimpelen" genoemd wordt, is dan niet meer dan logisch en daarmee ook verklaard.
Het woord "pimpelpaars" ontstond op een later tijdstip en is waarschijnlijk een omschrijving van de kleur van het kobaltblauwe petje van de pimpelmees.
Dat pimpelpaars ook gebruikt wordt om de kleur van het reukorgaan te omschrijven dat een overmatig alcoholgebruiker kan ontwikkelen is, zeker in het licht van die andere betekenis (pimpelen), opmerkelijk.
Het betekent wel, dat de kleur pimpelpaars toch wat ondefinieerbaar is, daar de kleur van het mezenpetje en een drankneus nogal verschillen.
Ook is het leuk om te lezen, dat zo'n klein vogeltje in verschillende streken heel andere namen krijgt toebedeeld, zoals Blauwköpke (NB), Blauwpetje (Achterhoek) of Biemeiske (L).
Overigens schijnt die laatste benaming niet helemaal terecht te zijn, daar de pimpelmees, in tegenstelling tot de koolmees, helemaal niet op bijen jaagt.
Nee, de pimpelmees is wel bekend als melkdoppenterrorist.
Rond de jaren 1960-1970 moest een alternatief gezocht worden om melk- en karnemelkflessen te sluiten. Deze werden toen gesloten met dunne, gekleurde aluminiumfolie.
De flessen werden vaak buiten, voor de deur, door de leverancier achtergelaten.
Pimpelmezen leerden al gauw dat karnemelk lekker was en dat ze de dunne folie gemakkelijk konden doorpikken, zodat ze van de inhoud konden snoepen.
Zie je wel? Toch een pimpelaar!
Zij het dan van karnemelk.....
Ik ga een glaasje inschenken.
Voel me toch een beetje een pimpelmees.....
Geen opmerkingen:
Een reactie posten