zondag 26 augustus 2018

Joris 8


Na nana na nana

Ik stapte vanmorgen naar buiten. 't Was frisjes.
De plensbui die uiteindelijk vrijdagavond dan toch gekomen is, heeft de wereld opgefrist en heeft de laatste zaagselsporen, restanten van mijn timmeractiviteiten van de laatste maanden, uit mijn tuintje weggespoeld.
De kleine buitjes die de afgelopen week vielen zetten amper zoden aan de dijk, maar, de weilanden overziend, hebben die toch al een magische uitwerking gehad. De gele plekken zijn nagenoeg verdwenen en hebben plaats gemaakt voor fris groen. Het gras, dat de afgelopen twee maanden nauwelijks enige groei vertoonde heeft onder invloed van die paar regendruppels toch al een groeispurtje ingezet. Die bui van vrijdagavond zal ongetwijfeld zorgen voor een extra impuls, zeker als de temperaturen komende week weer iets gaan oplopen.

Vanuit de struiken hoorde ik geneurie: "Na nana na nana, na nanana na nana....."
Ik boog de struiken uiteen en ontwaarde Joris, die met een bezempje het straatje voor de ingang van zijn ondergrondse woning aan het vegen was. Hij keek op en op zijn bruinverbrande kopje verscheen een grote grijns. Hij schonk mij een vette knipoog.
"Hé Joris! Tijd niet gezien!"
"Nee dat klopt vriend, dat klopt. Ik ben ook weg geweest." Hij gooide zijn bezempje neer en kwam uit de struiken tevoorschijn.
"Ik ben gisteren pas thuis gekomen. Vandaar dat ik nu eerst mijn huisje flink onder handen moet nemen. In twee maanden kan de zaak aardig verstoffen."
Ik weet uit eigen ondervinding dat dit laatste op waarheid berust.
"Twee maanden? Ben je twee maanden weg geweest?" Ik realiseerde me dat ik hem inderdaad al een tijdje niet gezien of gehoord had. Het had mij al bevreemd dat ik geen klachten van hem had gehoord over mijn dagenlang schuren, zagen en klooien in mijn achtertuintje, maar nu begreep ik het: Joris was gewoon niet thuis geweest.
"Zeker lekker vakantie gehouden?", vroeg ik.
"Vakantie? Wij kabouters hebben nooit vakantie, jochie. En zeker niet als de zomer zo heet en droog is", antwoordde hij glimlachend.
"Waar heb je dan gezeten? Waar ben je zo druk mee geweest?"
"Ik was gestationeerd in Hoenderloo, op de Veluwe."
"Op de Veluwe? Gestationeerd? Hoe bedoel je!" Ik begreep niets van zijn uitlatingen.
Hij was intussen via een tuinstoel op de tuintafel geklommen en keek me aan.
"Wat dacht je van koffie?"
"Eh, ja, natuurlijk." Ik ging naar binnen om koffie te zetten. Toen ik weer buiten kwam met voor mij een beker en voor hem een vingerhoedje koffie (mèt suiker), zat hij in Boeddha houding, de ogen gesloten en zijn gezicht richting zon, schijnbaar te mediteren.
"Ja, ik had brandpiket.", zei hij, zonder zijn ogen op te slaan of zijn houding te veranderen. Hij had me blijkbaar horen aankomen.
"Brandpiket? Hoezo brandpiket?"
Hij draaide zich naar mij toe en pakte met graagte zijn koffie aan.
"Ja jochie, terwijl jullie mensen het er in de zomer van nemen en lekker op vakantie gaan, is het voor ons kabouters een drukke tijd. Vooral als de zomer zo droog en zo warm is als dit jaar. We worden dan allemaal gemobiliseerd en geplaatst in natuurgebieden waar onder zulke omstandigheden het gevaar van bos- en heidebranden groot is."
"Haha", lachte ik, "en wat kunnen kleine mannetjes als jij beginnen tegen een bosbrand?"
"Weinig tot niets.", zei hij eenvoudig. " Daarom proberen wij ook uit alle macht te voorkomen dat het zo ver komt. Zodra we ergens een brandhaardje ontdekken trekken we er met man en macht op uit om deze te doven en zo erger te voorkomen."
Ik keek hem sprakeloos aan.
"Kijk, een brand die ontstaat door bijvoorbeeld blikseminslag, daar kunnen we weinig tegen doen. Maar brandjes die dreigen te ontstaan door onachtzaamheid van mensen, dààr kunnen we wat mee. Achteloos weggegooide sigarettenpeuken, achtergelaten glasresten die als een brandglas gaan werken. Brandjes die daardoor ontstaan kunnen we meestal met succes bestrijden."
"Meestal...."
Hij zuchtte. "Ja, helaas lukt het niet altijd."
"Maar,.... maar hóe dan! En waarom dóen jullie dat!" Ik begreep werkelijk niet waar hij het over had. Ik kon me niet voorstellen dat kleine mannekes als Joris een rol zouden spelen in de brandpreventie in natuurgebieden. Het hele idee was krankzinnig en onvoorstelbaar.
"Waarom we dat doen?" Ik zag aan zijn gezichtsuitdrukking dat mijn vraag als ontzettend dom werd beoordeeld. "Nou dat lijkt me nogal logisch. Om te voorkomen dat grote natuurgebieden afbranden natuurlijk!"
"Ja, maar waaròm!"
Ik zag hoe hij zijn geduld bijeenraapte alvorens te antwoorden.
"Kijk, jullie mensen vinden het vooral jammer als een bosgebied of heideveld afbrandt vanwege het verlies aan natuur. Maar dan dènken jullie vooral aan de bomen, de vegetatie. Jullie kijken mistroostig naar de zwartgeblakerde vlakten. Maar besef je niet dat het een enorme ramp is voor de bewoners van het bos, van zo'n heideveld: de muizen, egeltjes, eekhoorns, insecten, reptielen, dassen, zwijnen, herten enzovoorts? De vogels? Man, je moest eens weten..."
"Maar, maar.... Hoe doen jullie dat dan. Hoe komen jullie op tijd bij zo'n brandhaard. Heremetijd, met hoeveel zijn jullie eigenlijk! Dat is toch niet te doen? Hoe communiceren jullie? Hebben jullie mobieltjes of....."
Joris schoot in de lach. "Hahaha... Nee, geen mobieltjes, geen computers of dat soort zaken. Wij hebben een veel beter communicatiesysteem. De dieren in het bos! Zìj lichten ons in waar het gevaar dreigt! Het gaat tenslotte om hún huis en haard die op het spel staan."
"Ja, maar als een slak een brandje ontdekt, hoe laat hij jullie dat op tijd weten?"
Joris keek me aan, spreidde zijn armpjes uit en sprak alsof het heel voor de hand liggend was: "De vogels natuurlijk! Zìj vangen de eerste signalen op van de andere dieren en weten waar wij zitten en kunnen zo snel de boodschap doorgeven!"
"En, en... hoeveel branden hebben jullie op deze manier kunnen voorkomen?"
Joris slaakte een diepe zucht. "Deze zomer? Honderden..... Je moest eens weten hoe slordig mensen met de natuur omgaan....."
Ik was verbijsterd. Ik heb mij nooit gerealiseerd dat kabouters zo'n belangrijke rol spelen in het behoud van onze natuurgebieden.
Ik keek in mijn lege koffiemok. "Nog koffie?", vroeg ik aan Joris.
"Nee, nee, ik heb het nog druk", zei hij. "Na die bui van gisterenavond staat mijn kelder onder water, dus... ik heb klus!" Hij klom van de tafel af.
"Maar dat vind ik niet zo erg, hoor. Kijk, ik hou van de zon, maar ik ben blij dat er eindelijk wat regen is gevallen. Kunnen alle bosdieren wat geruster gaan slapen. En ik dus ook!"
"Dus eindelijk tijd voor een beetje vakantie?", vroeg ik hem.
"Ben je gek! Binnenkort start de herfstcampagne! Moeten we alle blaadjes aan de bomen bruin en rood en geel gaan verven. Nee, wij hebben geen tijd voor vakantie."
Hij schonk mij nog een brede glimlach en draaide zich toen om, richting zijn woning.
"Na nana na nana, na nanana na nana.....", neuriede hij, terwijl hij tussen de struiken verdween.
Verbluft keek ik hem na en stapte daarna naar binnen met het liedje van Gerard Cox in mijn hoofd:
't Is weer voorbij die mooie zomer............





Geen opmerkingen:

Een reactie posten