zondag 15 juli 2012

Blauwe Polder Blues I

Hou vol, dikke lucht

De schooldeuren gaan voor langere tijd dicht.
Kinderen, maar ook de leerkrachten, halen diep en opgelucht adem: vakantie!!!
Voor velen de tijd om lekker te luieren, een goed boek te lezen, er op uit te trekken.
Kinderen worden in de auto of het vliegtuig gezet en bezoeken pretparken of verre vakantieoorden.
Hoe anders was het, toen ik nog kind was.....

Om half zeven werd je uit je bed gehaald om nog half slaperig een boterham naar binnen te werken.
Dan, op de fiets, achter op het bagagerekje van grote broer, richting Blauwe Polder, waar mijn vader als bollenkweker zijn land had.
Hoe lang reden we daar over? Ik weet het niet, maar het was best een hele reis.
De Hoogmadeseweg was nog een pad van gemalen puin. Dat was geen pretje achter op zo'n ijzeren bagagedrager.
Het mag een wonder heten dat ik in mijn latere leven nog in staat bleek mij voort te planten.
Overvaren bij de Blauwe Molen.
Kijken naar de visjes in het glasheldere water.
We namen de tijd, want we wisten wat er op ons wachtte.
Op het land aangekomen was daar mijn vader (die nòg vroeger was vertrokken) om ons aan het werk te zetten. Dat was, afhankelijk van de tijd van het jaar (want elke vakantie "mochten" we mee) vuil trekken (wieden), aardbeien plukken, schoffelen, bollen rapen, krokussen "konten" en ga zo maar door.
De eerlijkheid gebied mij te zeggen, dat ik daarin wel wat werd ontzien, zeker de eerste jaren.
Maar goed, ik was een jaar of acht, negen.
Terwijl mijn twee oudste broers serieus aan het werk gezet werden, mocht ik lekker gaan vissen of kleine, leuke karweitjes opknappen.
Dat dit bij mijn broers enige jaloezie opriep zult u begrijpen.
Maar, dit luizenleven was van korte duur. Toen ik wat ouder was mocht ook ik volledig aan de bak.

Tussen de middag werd een keteltje slootwater geschept om op het oliestel te verhitten en te transformeren tot theewater. Hiermee werden de boterhammen met "spung"*, die moeder 's morgens had gesmeerd, weggespoeld.
Thee, met zo'n olieachtig vliesje dat zich afzette op de binnenkant van het kopje als je dronk.
De theekopjes werden niet afgewassen, hooguit zo af en toe omgespoeld in de sloot, zodat de binnenkant na verloop van tijd van een mooie, dikke bruine laag was voorzien.

Bollen rapen.
Soms dagenlang in de bloedhete zon.
Een voordeel. Na de zomervakantie waren wij net zo bruin als de kinderen van de bankdirecteur die tijdens de zomervakantie een paar weken aan de Côte d'Azur vertoefden.
Kluiten aarde gooien naar elkaar, wat vaak ontaarde in een speels maar serieus gevecht.
Tot we een brul van pa hoorden.
Dan gingen we weer snel voort.
Met mijn vader viel niet te spotten.

En soms, heel soms..... zagen we in het westen een donkere lucht aankomen.
Dan baden wij bijna hoorbaar: "Hou vol dikke lucht, hou vol dikke lucht......"
Een fikse regenbui betekende dat we onze werkzaamheden mochten staken.
We kropen dan vaak op de schuurzolder waar de pakken jute-zakken lagen en gingen daar lekker liggen slapen.
Slaap, die we volgens mij best wel te kort kwamen.
Want als je 's avonds rond 7 uur, half 8 thuis kwam, was je steenkapot. Je werkte de warme hap snel naar binnen en hoopte dat je je bed nog zou halen en niet ter plekke op je stoel in slaap zou vallen.
Om half zeven liep de wekker weer af.....
Wij vonden het niet zo erg als de vakantie afgelopen was.
Wij gingen graag naar school.....

En toch..... denk ik nog vaak met weemoed aan die tijd terug.
De wereld van 50 jaar terug was een andere wereld.
Als je vader een beroep had in de agrarische sector, boer, tuinder of bloemist, dan was het niet meer dan normaal dat je van jongs af je steentje bijdroeg en meedraaide in het bedrijf om zo de (meestal) vele monden te voeden. Het was toentertijd hard sappelen voor een karige boterham.
Dat wist je.
En zo niet, dan werd dat wel aan je verstand gepeuterd.
Zonder die harde tijden te romantiseren, waren er ook positieve elementen.
Welk kind van vandaag mag dagenlang met zijn vader optrekken, in de vrije natuur.
Mijn vader was een natuurmens.
En als je geïnteresseerd was, kon hij honderduit vertellen. Hij leerde mij de planten en vogels kennen, kon het weer voorspellen aan de hand van de vlucht van de zwaluw. Hij wees mij op de subtiele veranderingen die optraden onder invloed van het wisselen der seizoenen.
Wij zagen de eendenkuikens en de jongen van scholekster, kievit en grutto opgroeien.
Wij groeiden samen met ze op.
Verwondering om de snelheid waarmee merel- en lijsterjonkies dagelijks groeiden om uiteindelijk het nest te verlaten.
Verwondering achteraf over de snelheid waarmee wij zelf groot zijn geworden.


Maar het meest bijzonder waren die paar momenten dat ik er bij was als hij 's avonds, voor het naar huis gaan, narcissen ging kruisen.
Dan veranderde hij in een andere man. Dan toonde hij zich de gevoelsmens die hij in het dagelijks leven zo goed verborgen hield. Zoals hij daar over praatte, poëtisch bijna.
Als hij met zijn eeltige werkhanden voorzichtig het stuifmeel op de stamper aanbracht, voelde dat bijna als een religieus moment.
Alsof hij God op dat moment een handje hielp bij Zijn Schepping........


*) Spung was een (uiteraard goedkoop) boterhamsmeersel met een citroen-achtige, frisse smaak. Hoe het heette weet ik niet, maar wij noemden het "spung".
Waarom?
Omdat het zo smaakte.
Als er weer een potje leeg was, hield moeder daar dan een mooi limonadeglas aan over.
Ze had na verloop van tijd een grote verzameling en ik meen dat er zelfs nog een paar bij haar in de kast staan......



Geen opmerkingen:

Een reactie posten