zondag 9 december 2012

Noordeinde 104 IV


Melktandjes

Zodra het eerste tandje bij de kleine verschijnt, wordt tegenwoordig een tube kindertandpasta aangeschaft en een borsteltje. Elke avond wordt het tandje grondig geschrobd. De poetsbeurt gaat langer duren naarmate er meerdere tandjes verschijnen. Elk half jaar gaat de kleine mee met pappa en mamma om de tandarts tegen een tarief van €35 even in de mond te laten kijken en te horen dat het er keurig uitziet.
En dan kom je goed weg.
Want als het er nièt keurig uitziet, overstijgen de kosten de €35 meestal ruimschoots. De investering in meters flosdraad en een elektrische tandenborstel is daarom ten allen tijde gerechtvaardigd.
Wee het ouderpaar, wiens kind in het bezit is van een onregelmatig gebit, van een over- of underbite, of, God verhoede, een crossbite. De kosten om dit door de specialisten te laten reguleren noopt velen tot het afsluiten van een tweede hypotheek en dat is in deze tijden bepaald geen sinecure.

In de tijd dat ik aan het wisselen was, speelden dit soort zaken nog niet.
De dagelijkse verzorging van het gebit had nog geen prioriteit.
Ik kan mij daar tenminste niets van herinneren.
De enige borstels die ik kende, zaten in het schoenpoetsmandje van moeder.
Wij hadden in het dorp geen tandarts.
Op het platteland heersten toen nog toestanden die zich, met enige fantasie, laten vergelijken met de huidige Afrikaanse binnenlanden. Een aantal keren per jaar(maand?) streek een tandentrekker neer in het dorp, huurde een zaaltje af in een café of andere openbare ruimte en was dan beschikbaar voor de lijdende bevolking. Volwassenen met kies- of tandpijn zagen zich tussendoor waarschijnlijk genoodzaakt om naar "de grote stad" (=Leiden) te gaan om daar uit hun lijden verlost te worden.
Wij kinderen moesten wachten op de rondtrekkende smoelensmid.
Overigens voor de hand liggend, dat leden van deze beroepsgroep een trekkend bestaan leidden.

Mijn ouders hadden een vooruitziende blik. Met twee broertjes boven mij hadden zij waarschijnlijk al geleerd, dat tijdig ingrijpen in deze een verstandige keuze was. In hun bezorgdheid voor mij, en om toekomstig leed te voorkomen, hadden ze daarom besloten dat het slim was om mijn melkgebitje preventief te ruimen, zodat er ruimte vrij kwam voor de doorkomende blijvende tanden en kiezen.
Op de dag dat de reizende bijtspijkerspecialist zitting hield, was er bij ons thuis een feestje.
Een van mijn broertjes was jarig.
Ooms en tantes kwamen op visite.
Het krioelde van de buurkinderen.
Mijn moeder had het er druk mee, dus werd ik opgehaald door Sjaan (de Jong), een ouder buurmeisje, die met mij wel even naar de tandarts zou gaan.
Achterop gezeten op het bagagerekje van haar fiets hield ik haar stevig vast.
Niet wetend wat mij te wachten stond, onderging ik gelaten het schijnbaar onafwendbare noodlot.
De verhalen van mijn oudere broertjes hadden er bepaald niet toe geleid dat ik de confrontatie met de tandarts vol vertrouwen tegemoet zag.

Antoinetti heette de man. Een prachtige naam.
We kwamen in een kamertje, naar ik meen ergens achter het schildersbedrijf van Van Beek.
We moesten lang wachten. Het wachtkamertje zat vol met schichtig rondkijkende mensen.
Er werd nauwelijks gesproken, wat mij een onbehaaglijk gevoel gaf.
Toen ik eindelijk aan de beurt was, moest ik in een grote stoel gaan zitten.
Ik keek gebiologeerd naar de enorm behaarde armen van de man voor mij.
Hij glimlachte en vroeg mij om mijn mond open te doen.
Mond open, oogjes stijf dicht.
Ik schatte in, dat ik de aanblik van de tangen en andere martelwerktuigen, secuur door mijn broertjes omschreven, zeker niet zou overleven en koos daarom voor deze struisvogelpolitiek.
In rap tempo rooide hij zeven melktandjes.
Ik weet niet meer of het zeer deed.
Ik weet niet meer of ik gehuild heb.
Wat ik wel weet is, dat toen we thuis kwamen, het feest in volle gang was.
Er was limonade en taart, er waren pannekoeken (dat schreef je toen nog zonder tussen-n), lekkernijen die slechts sporadisch bij ons op tafel kwamen.
Maar Pietje hoefde niet.
Pietje had een zere bek.
Ik heb mezelf, na die dag, nooit meer zò zielig gevonden.....

Op het gebied van mondhygiëne had Nederland nog een flinke inhaalslag te maken.
De schooltandarts deed zijn intrede.
Met mij zullen nog velen het klamme zweet voelen uitbreken bij de herinnering van het voorrijden van "de bus" voor de school.
Meteen gonsde het op de speelplaats van de meest bloederige verhalen, zodat op het moment van betreden van de bus het "Morituri te salutant-gevoel" groot was.
In die bus werd mijn eerste kies gevuld.
Hoewel de boor aanzienlijk kleinere afmetingen had dan mijn klasgenoten mij hadden doen geloven, weet ik nog wel dat het een zeer pijnlijke ervaring was.
Sinds die tijd ben ik de leden van het tandartsengilde gaan beschouwen als uitermate sadistische mensen, die blijkbaar kicken op de pijnbeleving van hun patiënten.
Volledig ten onrechte overigens.
Menigmaal ontpopten zij zich tot ware weldoeners op de momenten dat pijnscheuten door mijn kaken raasden.
Tot mijn grootste vrienden heb ik ze echter nooit gerekend.


De preventieve ruiming had niet het beoogde effect.
Ik ontwikkelde een probleemgebit, dat in deze tijden beslist had geleid tot een verwijzing naar de orthodontist.
Dank zij de inspanningen van mijn tandartsen (hulde!) heb ik het nog aardig lang uit kunnen zingen, maar een aantal jaren terug hebben we, na rijp beraad, de handdoek geworpen.

Als ik nu nog een enkele keer last heb van een zere mond, flikker ik mijn tanden en kiezen in een glas water met de toevoeging: "Jonges, foek het lekke felf uit........"




Geen opmerkingen:

Een reactie posten