zondag 30 juli 2017
Blauwe Polder Blues V
Geurgeheugen
Vorige week donderdag maakte ik een fietstochtje naar Noordwijk, om daar een bezoekje te brengen aan mijn zoon Bas, zijn vrouw Tamara en dochters Evi en Zara, die daar hun vakantie doorbrachten.
Het was zo'n echte Hollandse zomerdag, dat wil zeggen: goed van temperatuur, maar bewolkt en zo af en toe een spatje regen.
Fietsend in de buurt van Sassenheim en Noordwijkerhout ontwaarde ik een specifieke geur in de lucht, die herinneringen bij mij opriep.
Het was ongetwijfeld het zachte miezerregentje dat dit aroma in de atmosfeer nog versterkte.
Ik rook..... de geur van opengescheurde bollengrond.......
Dat luchtje bleek ergens opgeslagen te liggen in de databank van mijn geheugen.
Herkenning.
Ik keerde in gedachten terug naar mijn kinderjaren. De zomervakanties die ik doorbracht in de Blauwe Polder op het land van mijn vader waar ik hem, samen met mijn broertjes, in het zweet des aanschijns meehielp om het dagelijks brood bijeen te sappelen.
In die allereerste jaren, toen mijn bijdrage in het werk zich nog beperkte tot in de weg lopen, gingen mijn vader en ome Jaap op hun knietjes, gewapend met een troffel over het veld: de bovenlaag werd met de troffel weggehaald tot de koppen van de bollen zichtbaar waren, dan met de troffel de bollen opwippen en daarna met de hand uit de grond halen en dezen op een mooi "rubbesje" neergooien.
Soms werd met de "vurk" gerooid. Dit kon staande gebeuren en hoewel het wat sneller ging, was dit een zware belasting voor de rug.
Zo werd bedje voor bedje gerooid. Een immens karwei, want zeker in kinderogen was de vlakte die zij af moesten werken immens.....
Al snel verscheen de Bungartz, een kleine machine waaraan een ploeg gekoppeld kon worden. Een grote vooruitgang, want hiermee werden de bollen voortaan uitgeploegd. Op één dag werd een oppervlakte gerooid wat met de oude methode meer dan een week werk was.
Ome Jaap achter de ploeg en pa met de vork er achter aan om terug vallende bollen vanuit de veur op te wippen of een enkele gemiste bol alsnog bovengronds te krijgen.
Aan het einde en het begin van een rit werden de bollen met de vork gerooid en zo werd een begin gemaakt waarin de ploegschaar aan de volgende regel kon beginnen.
Aan het einde van de dag lag een grote oppervlakte "zwart" en kon je, als de dieseldampen van de Bungartz waren verwaaid, die specifieke geur ruiken.
De geur van opengescheurde bollengrond.
Vooral als het zachtjes regende......
Niet dat ik daar toentertijd volop van kon genieten.
Nee, want de aanblik van zo'n veld was voor mijn broertjes en mij de aankondiging van dagenlang op onze knietjes over het veld gaan om de uitgeploegde bollen schoon te kloppen.
Soms, als het weer ons welgezind was, bij redelijke temperaturen. Een mals regentje maakte de grond zacht en zo het werk dragelijk. Als echter de zon een paar dagen had staan branden, raakte de grond verhard en voelden de kluiten, waaruit wij de bollen tevoorschijn moesten toveren, aan als scherpe stenen. U begrijpt, als kind niet mijn favoriete bezigheid.
Daarbij kwam het mij als kind voor als een volkomen nutteloze bezigheid.
Waarom al die bollen uit de grond halen als je ze er een paar maanden later toch weer instopte?
Het bleek echter dat mijn vader, als de bollen voldoende gedroogd waren, de rijen bollen afwerkte om er de "leverbaren" uit te rapen, de bollen voor de verkoop. I'en, II'en en III'en: dikke bollen, iets minder dikke en magere bollen. Wij moesten ze tellen in grote tenen manden. Manden van de Hobaho veiling, herkenbaar aan het opgespoten logo van de witte zwaan op rond blauw veld.
Er werden ook kilo's verkocht. We raapten de bollen in een "ben", een grote, rechthoekige mand van wilgentenen, met in de bodem gleuven. Als de ben halfvol zat, zette je hem op de knieën en "horde" je zo de bollen, zodat vellen en eventuele grondresten verwijderd werden. Daarna stortte je de bollen in een bodemloze mand, die in een jute zak stond. Als de mand vol was werd deze opgetild. Wel de zak òòk goed vasthouden, anders kon je weer opnieuw beginnen. De zakken werden gewogen op de bascule en op gewicht gebracht. Altijd een paar bollen toe, want door verdere droging zou anders de zak wel eens onder het afgesproken gewicht kunnen komen.
De manden of de zakken vol bollen werden met de schouw naar de weg gevaren en daar opgehaald door expeditiebedrijf Hoogenboom uit De Veen.
Daarna werden wij wederom het veld ingestuurd om de overgebleven bollen op te rapen in sinaasappelkisten. Dezen werden op stapels gezet op het land, afgedekt met een golfplaat, wachtend op het tijdstip om weer geplant te worden.
Tegenwoordig rijden loonbedrijven in de Bollenstreek met grote machines over het land en wordt in één keer een heel bed uitgeploegd. De bollen worden mechanisch opgeraapt en in grote kuubskisten gedeponeerd en naar de schuur gereden om daar verwerkt te worden.
Fluitje van een cent.
Als je dat allemaal ziet gebeuren bekruipt je de gedachte dat je misschien toch iets te vroeg geboren bent.....
Alles is veranderd.
Alleen...... die geur.
Die geur is nog precies hetzelfde......
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Wat een terminologie, pfff
BeantwoordenVerwijderenGeweldig idd geuren... soms ook niet, als het minder fijne herinneringen oproept. Maar meestal roept het idd melancholie op.
Gr Rim
😜
BeantwoordenVerwijderen