Vrijdagavond ben ik toch even naar buiten gelopen, aangetrokken door wat zwakke lichtflitsen en het
gerommel in de verte. De onweersbui diende zich al vroeg in de avond aan; een loodgrijs, vocht bezwangerd wolkendek vulde vanuit het zuidwesten meer en meer de hemel. De eerste regen stelde niet veel voor. Slechts af en toe een paar lauwe druppels die amper verkoeling brachten.
Nu en dan was zo'n prachtige schicht zichtbaar, die het zwerk doorkliefde. Het meeste vuurwerk speelde zich echter af, hoog boven de wolkendeken en veroorzaakte bij een ontlading slechts een diffuus licht. Een paar stevige klappen luidden uiteindelijk een verfrissende regenbui in. Vanuit de polder klonk het zacht zoemende geluid van zingend gras......
In ons huisje op het Noordeinde sliepen wij, kindertjes, direct onder de dakpannen van het kleine zoldertje. Als er een onweersbui overtrok, was het natuurgeweld dan ook meteen wel heel dichtbij. Daarom werden wij bij stevig onweer van onze bedjes gelicht om samen met pappa en mamma in de huiskamer het natuurverschijnsel uit te zitten. Tenminste, tot het gerommel van de donder zodanig was afgenomen dat er gesproken kon worden van "het is over".
Als jonge puppy's zochten we angstig steun bij elkaar, bang voor de flitsen en knetterende donderslagen. Deze angst werd nog eens versterkt door moeder die met het palmtakje, dat doorgaans achter het corpus op het kruisbeeld boven de deur gestoken zat, en een bakje wijwater al zegenend door het huis liep om ons zo te behoeden voor blikseminslag of erger. Deze geheimzinnige en mystieke handelingen werkten nou niet bepaald ontspannend op de gemoedstoestand van een jong kind.
Angst voor onweer werd er dus eigenlijk van jongs af min of meer ingeramd. Mijn oudere broertjes vertelden dat ze in de geschiedenisles geleerd hadden dat de Germanen in het onweer de God Donar zagen die met zijn strijdwagen door de hemel reed terwijl hij zijn strijdhamer in het rond slingerde welke de lichtflitsen en de donder veroorzaakte. Als ik dan als kleine jongen door een onweer werd overvallen, voelde ik bijna fysiek de woede van Donar en wist niet hoe snel ik voor het onheil moest wegvluchten en schuilen.
Natuurlijk gebeurde het wel eens dat de bliksem insloeg. Een koe werd getroffen, of een boom, of een boerderij brandde na blikseminslag af. Samen met de steeds herhaalde waarschuwingen om bij onweer nooit onder een boom te schuilen, hoopten deze verhalen zich op in mijn kinderbrein en wel zodanig, dat het leek alsof elk onweersbuitje een trits aan slachtoffers en felle branden veroorzaakte en ik het overleven van zo'n onweersbui buiten als een godswonder ging beschouwen.
Het is achteraf beschouwd eigenlijk een mirakel dat ik ondanks dit alles mijn angst voor onweer heb overwonnen.
Toch is het zo.
Op school leerde ik de feitelijkheden omtrent onweer en ging beseffen dat mijn angsten eigenlijk ongegrond waren. Inzicht in die natuurkundige wetmatigheden en waarschijnlijk ook het klimmen der jaren dat mij in staat stelde om mijn jeugdige fantasie enigszins te beteugelen, deden mijn angst verschrompelen en plaats maken voor bewondering en fascinatie voor dit prachtige natuurverschijnsel dat noopt tot deemoedigheid en tot respect voor de grootsheid van de Schepping.
Oké, niet helemààl ongevaarlijk, maar absoluut niet angstaanjagend in de mate die ik altijd had ervaren. Ik durfde er naar te kijken, mijn demon in de ogen te zien en leerde haar schoonheid kennen.
Het stelde mij in ieder geval in staat om mijn kinderen op te doen groeien zònder die overdreven angst voor onweer. Dat mijn vrouw Tonja wèl bang was voor onweer was daarin natuurlijk wel een problematische factor. Maar toch, ik geloof niet dat ze echt angst hebben gekend voor donder en bliksem.
Ook nooit bang geweest? Vast wel, althans een beetje.
Ik herinner mij tenminste nog een zwaar onweer wat wij doorstonden in ons caravannetje in het Grote Bos. Het ging echt ontzettend te keer. De ene lichtflits na de andere en wel zodanig dat we constant in het licht zaten en pas, toen het onweer wat ging luwen, er achter kwamen dat alle elektriciteit was uitgevallen en dat we in absolute duisternis zaten.
Bang? Nou nee, maar wel een avond die ik toch als "minder prettig" zou willen omschrijven.
We stonden aan de rand van de camping. De volgende morgen zagen we in het bos een enorme den, die van boven tot op de grond volkomen gespleten was door een blikseminslag..... op 50 meter afstand van onze caravan.....
Onweer is en blijft een potentiële bron van ellende, al is de destructieve kracht van overstromingen, aardverschuivingen, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, cyclonen en tornado's vele malen groter. Al deze natuurverschijnselen vertellen hetzelfde verhaal aan de mensheid:
"Jullie kunnen jezelf nou wel zo ontzettend belangrijk vinden en denken dat je de controle hebt, als puntje bij paaltje komt hebben jullie met al je geneuzel en gekissebis geen reet te vertellen...."
Een wijze les die we maar eens ter harte moeten nemen als we elkaar weer in de haren vliegen over wel of geen anderhalve meter afstand, wel of geen Zwarte Piet......
Of, zoals mijn vader placht te zeggen:
" Als morgen de hemel naar beneden valt, hebben we allemaal een blauwe pet."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten