zondag 31 augustus 2014
0.0
We kennen allemaal het reclamespotje van de vader, die aan zijn zwaar opgemaakte dochter, gehuld in verleidelijke kleding vraagt wat ze gaat doen.
"Nix", zegt ze en wandelt dan heupwiegend weg.
Pa is gerustgesteld.
Ze gaat nix doen. Hij gelooft haar op haar mooie blauwe ogen.
De goedzak.
Een campagne om jongeren onder de 18 aan te sporen om niet te roken of alcohol te drinken is natuurlijk een goede zaak.
Wetenschappelijk is langzamerhand wel bewezen dat alcohol vooral zijn verwoestende werk doet bij kinderen die nog in de groei zijn. En roken? Ach, dat is op elke leeftijd schadelijk. En als je kinderen er tot hun 18de vanaf kan houden, beginnen ze er hopelijk ook niet aan als ze tot de jaren van verstand zijn gekomen.
En daar zit nou juist de kneep.
De meeste jongeren onder de 18 zijn nog niet tot die jaren van verstand gekomen.
Het gros in deze leeftijdscategorie verzet zich juist tegen de goedbedoelde, maar in hun ogen betuttelende raadgevingen van ouderen, met als gevolg: juist doen wat hen verboden of ontraden wordt.
Geloof me, de jeugd van vandaag is niet anders dan wij, toen we jong waren.
Het is daarom de vraag of de gekozen vorm van campagne voeren de juiste is.
Gelijkwaardige acties in het verleden hebben immers ook niet het beoogde effect bewerkstelligd.
Het tonen van beelden van kotsende comazuipers en door roken aangetaste longen in de reclameblokken tijdens jongerenprogramma's zal meer effect hebben.
En geen betweterig stemmetje erachter. Alleen de beelden.
Die zeggen genoeg.
Nix is erg weinig.
Zeg maar niks.
Ook 0.0 is "in", is "hot".
En da's ook niks.
Het begon al met de zero cola's. 0.0 % suiker.
Andere frisdrankvormen volgden al snel.
Waren er eerst de light-versies, tegenwoordig is bijna elke frisdrank suikervrij te verkrijgen.
Stevia is het nieuwe wondermiddel.
Terwijl 20 jaar geleden een klein hoekje in de supermarkt was ingeruimd voor suikervrije producten om diabetes patiënten tegemoet te komen, vinden we ze tegenwoordig overal.
Dit alles om de strijd aan te binden tegen obesitas.
Niet zo lang geleden verschenen de "Radler" bieren in de schappen.
Het edele gerstenat werd vervuild met wat ciroensap, waardoor de lichtbittere smaak van de pils werd afgezwakt.
De bierproducenten zagen hun omzet stijgen, omdat vooral de dames nu plots ook een "biertje" gingen drinken.
"Daar is nog meer uit te halen", moeten ze gedacht hebben.
Binnen de kortste keren deden de 0.0 varianten hun intrede, radler bieren zonder alcohol.
En terwijl Youp van het Hek in 1989 nog in staat was om een alcoholvrij biertje het graf in te praten, blijken ze nu ineens razend populair.
Ja, ze zijn wat goedkoper dan het gewone biertje omdat er waarschijnlijk minder accijns over wordt geheven, maar voor de prijs van één radler 0.0 biertje (33 cl) koop ik ook een fles frisdrank van 1,5 liter.
En is radler 0.0 niet gewoon frisdrank in een bierflesje?
De Romein Petronius zei het al: "Mundus vult decipi, ergo decipiatur", oftewel: "De wereld wil bedrogen worden, dus wordt zij bedrogen".
Een spreuk, die alle eeuwen heeft getrotseerd en nog steeds opgeld doet.
We zijn zo bezig met gezonde en eerlijke voeding.
Scharrelvlees, Omega 3, vrije uitloop eieren, noem maar op.
De voedselschandalen rijgen zich aaneen, terwijl de veelheid aan keurmerken doet refereren aan de bomen en het bos.
Word er maar wijs uit.
En deze week krijg ik een artikel onder ogen van de wereldberoemde hartspecialist Dwight Lundell, die beweert dat hart- en vaatziekten geen gevolg zijn van verhoogd cholesterol, maar van ontstekingen in de aderwand. Het zijn de ontstekingen die het cholesterol doen ophopen. Die ontstekingen worden veroorzaakt door het vetarme dieet wat ons door de reguliere geneeskunde al jaren lang wordt aanbevolen.
Cholesterol verlagende middelen bestrijden dus een gevolg van de kwaal en niet de kwaal zelf.
Sterker nog, een product als Becel Pro-activ bevat grote hoeveelheden plantensterolen, die de kwaal juist verergeren!
Wie moet ik geloven? Wat moet ik geloven?
Ik denk dat ik maar een bruine boterham ga klaar maken.
Met dik roomboter en suiker.
Lekker!!!
Yolo!!!
Nix 0.0!!!
Alleen deze, daar kan ik me in vinden.....
zondag 24 augustus 2014
Deugnieten
Deze week stond ik voor de Hema.
Een van de ramen was in bezit genomen door een grote poster, waarop twee olijk lachende jongetjes, met piekharen en roze en groene verfvegen op het gezicht.
"Echte deugnietjes", stond erbij.
Taal is toch een raar ding.
Want terwijl we jongetjes en meisjes, die onschuldig kattenkwaad uithalen, deugnieten noemen, bedoelen we beslist niet dat zij niet zouden deugen.
Ze zijn ondeugend.
En dat is niet zo erg.
Sterker nog, ondeugend mag, wordt zelfs gezien als een positieve eigenschap, omdat het kind blijk geeft van initiatief en een rijke fantasie.
Het voorvoegsel on- maakt in de regel het hoofdwoord negatief en laat zich dan door "niet" vertalen.
Zo is "onbestraat" synoniem voor "niet bestraat" en "ongehoorzaam" gelijk aan "niet gehoorzaam". Maar "ondeugend" en "niet deugend" kunnen we niet zomaar tegen elkaar inwisselen.
"Deugen" is volgens het woordenboek: braaf, eerlijk, betrouwbaar en rechtschapen zijn.
En als we een kwajongensstreek weglachen, twijfelen we toch niet echt aan deze eigenschappen bij de pleger?
Een ondeugend kind krijgt de lachers op de hand, een niet deugend kind baart zorgen.
Niet deugen is een ander verhaal.
Er bestaan ook "ondeugnieten".
Tijdens mijn schoolloopbaan kwam het regelmatig voor dat er boekjes gemaakt moesten worden (voor projecten, vieringen e.d.).
Deze boekjes werden "geniet".
Nou was dat niet altijd genieten.
Soms, als het schoolhoofd (en later de directeur) in een zuinige bui prijs boven kwaliteit had laten prevaleren, zaten we een jaar lang met een partij inferieure nietjes, die om de haverklap dubbel sloegen of maar half hun werk deden.
Nietjes die niet deugen.
Kon je ze er met de punt van een schaar weer uitplukken om daarna een nieuwe poging te wagen.
Kortom: noodnieten, oftewel ondeugnieten.
Als er in een jaar wel "deugnieten" waren aangeschaft, zorgde ik ervoor dat ik een flinke voorraad in mijn laatje aanlegde, zodat ik magere tijden kon overbruggen.
Nu moet je met dat gegoochel met woorden wel oppassen, want voor je het weet ben je echt de weg kwijt.
Je moet wel in het oog houden dat met het woord "niet" (naast een waardeloos lot in de loterij) zowel een ontkenning als een hechtkrammetje bedoeld kan worden.
Anders lees je deze "ondeugnieten" als "niet-deugnieten".
En aangezien volgens het wiskundig principe twee maal negatief, positief is, zouden ze ergo wèl deugen.
En dat doen ze dus niet.
Verwarrend allemaal.
"Een naaimachine naait, en een nietmachine niet".
Een waarheid als een koe.
Maar het omgekeerde is ook waar.
"Deugniet" is iets van de Kleine-mensen-wereld.
Bij de grote mensen komen ze maar weinig voor.
Een enkeling zal zijn gade af en toe in de echtelijke sponde schalks zo betitelen.
Maar dan heb je het wel een beetje gehad.
De enige echte volwassen deugniet is Zwarte Piet.
Maar geloof me, die deugt!
Het zijn de mensen die zijn bestaansrecht betwisten die niet deugen....
zondag 17 augustus 2014
Noordeinde 104 XII
Vissen.
Als het 's zondags mooi weer was, gingen we vissen!
Bij buurman Van der Wereld werd de roeiboot geleend en pa nam de drie oudsten mee de polder in om hen in te wijden in de geheimen van de edele hengelsport.
Had ma tenminste de handen vrij voor het kleinere grut.
Heerlijk vond ik het.
Mijn sterke vader aan de riemen die met grote vaardigheid het bootje door de smalle polderslootjes manoeuvreerde.
Voor een kind van 6, 7 jaar waren het echter brede vaarten, waar onder de waterspiegel in de peilloze diepten een geheimzinnige wereld schuilging.
Het domein van de bullebak.
Ook dat nog.
Het maakte het daarom telkens weer tot een spannende en niet geheel van gevaar gespeende onderneming.
Maar met mijn vader aan boord wist ik mijn angsten te onderdrukken en genoot ik van de wereld die er vanuit een bootje zo heel anders uit zag.
Uiteindelijk werd de boot afgemeerd op een "stekkie" waarin mijn vader vertrouwen had en werden de hengels klaargemaakt.
Geen telescoophengels met turbomolens maar degelijke bamboestengels uit één stuk, door mijn vader voorzien van een oogje aan het boveneinde (deel van een veiligheidsspeld) en een "kikkertje", zo'n 30 cm van de top, waarop het simmetje was bevestigd.
Wij werden onderwezen in de kunst van het maken van een goed "deegie" en hoe dat aan het haakje bevestigd moest worden.
Het viel niet altijd mee om een goed deegie te maken van het brood dat mamma had meegegeven.
Het was de tijd dat het brood nog niet door allerlei chemische toevoegingen dagenlang vers bleef.
Brood van meer dan een dag oud verkruimelde bijna als beschuit onder je handen en had vaak de toevoeging van een beetje spuug nodig om een substantie te creëren die niet meteen van je haakje viel op het moment dat je in wilde werpen.
Vader vertelde ons dat de grote vissen in de diepte zwommen en dat we daarom diep moesten gaan liggen, als we die wilden vangen.
Als uiteindelijk alle simmetjes uit de knoop gehaald waren, de haakjes van een deegie waren voorzien en vier dobbertjes op de golfjes deinden, werden we gemaand om stil te zijn.
Tumult zou immers de vissen verjagen.
Mijn vader was daar zeer stellig in.
Doodstil staarden we naar ons dobbertje......
Maar een kind is gauw afgeleid.
Zo werd onze aandacht al gauw getrokken door kikkers, waterjuffers, libellen en schaatsenrijders die zich in, boven of op het wateroppervlak bewogen.
We maakten elkaar attent op onze ontdekkingen.
Met gebaren, want de stilte mocht niet verstoord.
Het gevolg was dat mijn vader 4 dobbers in de gaten moest houden en ons ombeurten aanstiet als we "leven" hadden.
Niet dat dat snel gebeurde.
Al gauw had ik besloten dat ik ook wel tevreden was met een kleiner visje en ging ondieper liggen.
En inderdaad, op mindere diepte ging mijn dobbertje vaker heen en weer en kon ik zowaar af en toe een visje verschalken.
Voorntjes, bliekjes en af en toe een rooie ruis!
Pa leerde ons de vis te onthaken en verzekerde ons, bij het zien van die bezorgde en meelijwekkende kindergezichtjes, dat de vis er absoluut niets van voelde.
Hij ging nog net niet zo ver, dat hij beweerde dat de vis spartelde van plezier, omdat hij gevangen was.
Wij waren gerustgesteld.
Het was de tijd dat kinderen pas in de puberteitsjaren de mening van hun vader enigszins in twijfel durfden trekken.
Een leeftijdsgrens die in de loop der jaren drastisch is gedaald.....
Soms ging mijn vader 's nachts op pad.
Om te peuren!
Een illegale bezigheid die mijn kleine kinderziel daarom zeer verontrustte.
Ik vreesde dat mijn vader een keer tegen de lamp zou lopen en opgebracht zou worden door de hermandad om in een donker hok, op een menu van brood met spinnenkoppen, te worden opgesloten.
Toen ik op latere leeftijd het boek "Daantje de wereldkampioen" van Roald Dahl las, kon ik mij goed verplaatsen in de gevoelens welke Daantje had.
In de Blauwe polder werden tijdens het uitploegen van de bollen, lekkere, dikke regenwormen verzameld, die 's avonds door mijn vader met een naald aan een draad werden geregen.
De lange wormenketting werd op de hand opgewonden en vormde zo een "klis".
Ademloos deze bezigheid gadeslaand, vertelde pappa dat de paling, als hij in de overheerlijke wormendot beet, hij met zijn ragfijne tandjes in de draad zou blijven hangen, en zo binnen gehaald kon worden.
Soms, als de paling "liep", betekende dat, dat er 's morgens in de teil (waar wij 's zaterdags weer in moesten) een flink aantal palingen dooreen krioelden.
Ze werden door mijn vader schoon gemaakt en door moeder gebakken.
Gebakken paling, heerlijk!
Als kind heb ik veel gevist.
Urenlang langs de waterkant gestaan, turend naar mijn dobbertje.
Een echt grote vis heb ik echter nooit gevangen.
Nee, daar is mijn dochter Iris beter in.....
Als het 's zondags mooi weer was, gingen we vissen!
Bij buurman Van der Wereld werd de roeiboot geleend en pa nam de drie oudsten mee de polder in om hen in te wijden in de geheimen van de edele hengelsport.
Had ma tenminste de handen vrij voor het kleinere grut.
Heerlijk vond ik het.
Mijn sterke vader aan de riemen die met grote vaardigheid het bootje door de smalle polderslootjes manoeuvreerde.
Voor een kind van 6, 7 jaar waren het echter brede vaarten, waar onder de waterspiegel in de peilloze diepten een geheimzinnige wereld schuilging.
Het domein van de bullebak.
Ook dat nog.
Het maakte het daarom telkens weer tot een spannende en niet geheel van gevaar gespeende onderneming.
Maar met mijn vader aan boord wist ik mijn angsten te onderdrukken en genoot ik van de wereld die er vanuit een bootje zo heel anders uit zag.
Uiteindelijk werd de boot afgemeerd op een "stekkie" waarin mijn vader vertrouwen had en werden de hengels klaargemaakt.
Geen telescoophengels met turbomolens maar degelijke bamboestengels uit één stuk, door mijn vader voorzien van een oogje aan het boveneinde (deel van een veiligheidsspeld) en een "kikkertje", zo'n 30 cm van de top, waarop het simmetje was bevestigd.
Wij werden onderwezen in de kunst van het maken van een goed "deegie" en hoe dat aan het haakje bevestigd moest worden.
Het viel niet altijd mee om een goed deegie te maken van het brood dat mamma had meegegeven.
Het was de tijd dat het brood nog niet door allerlei chemische toevoegingen dagenlang vers bleef.
Brood van meer dan een dag oud verkruimelde bijna als beschuit onder je handen en had vaak de toevoeging van een beetje spuug nodig om een substantie te creëren die niet meteen van je haakje viel op het moment dat je in wilde werpen.
Vader vertelde ons dat de grote vissen in de diepte zwommen en dat we daarom diep moesten gaan liggen, als we die wilden vangen.
Als uiteindelijk alle simmetjes uit de knoop gehaald waren, de haakjes van een deegie waren voorzien en vier dobbertjes op de golfjes deinden, werden we gemaand om stil te zijn.
Tumult zou immers de vissen verjagen.
Mijn vader was daar zeer stellig in.
Doodstil staarden we naar ons dobbertje......
Maar een kind is gauw afgeleid.
Zo werd onze aandacht al gauw getrokken door kikkers, waterjuffers, libellen en schaatsenrijders die zich in, boven of op het wateroppervlak bewogen.
We maakten elkaar attent op onze ontdekkingen.
Met gebaren, want de stilte mocht niet verstoord.
Het gevolg was dat mijn vader 4 dobbers in de gaten moest houden en ons ombeurten aanstiet als we "leven" hadden.
Niet dat dat snel gebeurde.
Al gauw had ik besloten dat ik ook wel tevreden was met een kleiner visje en ging ondieper liggen.
En inderdaad, op mindere diepte ging mijn dobbertje vaker heen en weer en kon ik zowaar af en toe een visje verschalken.
Voorntjes, bliekjes en af en toe een rooie ruis!
Pa leerde ons de vis te onthaken en verzekerde ons, bij het zien van die bezorgde en meelijwekkende kindergezichtjes, dat de vis er absoluut niets van voelde.
Hij ging nog net niet zo ver, dat hij beweerde dat de vis spartelde van plezier, omdat hij gevangen was.
Wij waren gerustgesteld.
Het was de tijd dat kinderen pas in de puberteitsjaren de mening van hun vader enigszins in twijfel durfden trekken.
Een leeftijdsgrens die in de loop der jaren drastisch is gedaald.....
Soms ging mijn vader 's nachts op pad.
Om te peuren!
Een illegale bezigheid die mijn kleine kinderziel daarom zeer verontrustte.
Ik vreesde dat mijn vader een keer tegen de lamp zou lopen en opgebracht zou worden door de hermandad om in een donker hok, op een menu van brood met spinnenkoppen, te worden opgesloten.
Toen ik op latere leeftijd het boek "Daantje de wereldkampioen" van Roald Dahl las, kon ik mij goed verplaatsen in de gevoelens welke Daantje had.
In de Blauwe polder werden tijdens het uitploegen van de bollen, lekkere, dikke regenwormen verzameld, die 's avonds door mijn vader met een naald aan een draad werden geregen.
De lange wormenketting werd op de hand opgewonden en vormde zo een "klis".
Ademloos deze bezigheid gadeslaand, vertelde pappa dat de paling, als hij in de overheerlijke wormendot beet, hij met zijn ragfijne tandjes in de draad zou blijven hangen, en zo binnen gehaald kon worden.
Soms, als de paling "liep", betekende dat, dat er 's morgens in de teil (waar wij 's zaterdags weer in moesten) een flink aantal palingen dooreen krioelden.
Ze werden door mijn vader schoon gemaakt en door moeder gebakken.
Gebakken paling, heerlijk!
Als kind heb ik veel gevist.
Urenlang langs de waterkant gestaan, turend naar mijn dobbertje.
Een echt grote vis heb ik echter nooit gevangen.
Nee, daar is mijn dochter Iris beter in.....
zondag 10 augustus 2014
Vliegvakantie
Ja, wij zijn er een weekje tussenuit geknepen.
En met zo'n prachtige zomer zoals we dit jaar hebben, hoef je niet ver weg.
Lekker in eigen land.
Ons oog was gevallen op een landelijk gelegen hotelletje in Eerbeek, aan de rand van de Veluwe, een kilometer of 10 onder Apeldoorn.
Bij aankomst werden wij blij verrast.
Het hotel lag werkelijk op een schitterend plekje!
Rond het hotel een keurig onderhouden gazon, omzoomd door fraaie beplanting en daarom heen bos. Geen bebouwing in de buurt, behalve het prachtige, statige landhuis met koetshuis (wat ook bij het hotel behoort) en toch maar 10 minuutjes wandelen naar het dorp.
Bij binnenkomst viel ons al op dat het hotel, hoewel op het oog nog niet zo oud, hier en daar wel een verfje zou kunnen gebruiken. Ook het meubilair in de lounge vertoonde wat sleetse plekken.
Een uiterst vriendelijke jongedame schreef ons in en wees ons de weg naar de kamer.
Links om de hoek was het trappenhuis en ook de lift. Ze vertelde nog dat we bij gebruik van de lift de knop ingedrukt moesten houden.
????
Gezien de bagage besloten we de lift te nemen.
We drukten op de knop en hoorden de lift in beweging komen. Zodra we de knop loslieten stopte hij echter.
Aha, ingedrukt houden dus. De lift nam er alle tijd voor.
Een boemellift.
Toen hij eindelijk beneden was en we de deur openden begrepen we het. Niet de gebruikelijke liftkooi, maar alleen een vlondertje met een opstaande kant waarop de knoppen 0, 1 en 2 (ingedrukt houden!) zich bevonden, alsmede de alarmknop en een handleiding hoe te handelen bij calamiteiten.
Het vlondertje zette zich moeizaam en in een gezapig tempo in beweging en bracht ons uiteindelijk op de tweede etage.
Ik had het idee dat we met een vorkheftruck naar boven gebracht werden.
De kamer was klein, maar netjes en bleek gekraakt.
Een vijftal vliegen had reeds zijn intrek genomen.
Met een paar ferme tikken met de welkomstenvelop waren er al snel een paar uitgeschakeld en namen wij de ruimte in.
Op weg naar het terras vroegen we aan de receptioniste of ze misschien een vliegenmepper voor ons had, zodat we op een later tijdstip de overgebleven krakers zouden kunnen verschalken. Direct werd vanachter de balie een fraaie mepper tevoorschijn getoverd en aan mij overhandigd.
Dit had een waarschuwing moeten zijn....
Wij zochten een tafeltje en kregen al snel gezelschap.
Binnen de kortste keren schoven een aantal vliegen bij ons aan.
Dit stelde mij mooi in de gelegenheid om de kwaliteit van de mepper te beproeven.
Zwaaiend en moordend ging ik aan de slag.
Het effect bleef beperkt. Het aantal vliegen leek eerder toe dan af te nemen.
Waar kwamen die krengen vandaan?
Was het misschien de nabijheid van vliegveld Teuge?
In Limburg, het land van de vlaaien, kun je zoiets verwachten.
Maar in Gelderland?
Of was dit misschien een van die Gelderse streken, waarover op TV door het promotieteam Gelderland zo hoog wordt opgegeven.
Zelf levend op het platteland, omringd door koeien en ander vee, heb ik nog nooit zoveel vliegen gezien!
Voorzichtig rook ik even bij mijn oksels en betaste mijn hoofdhuid om te zien of er misschien ongemerkt een koe op mijn hoofd gescheten had.
Dit bleek niet het geval.
Gelukkig zag ik aan de omringende tafeltjes onze mede-vakantiegangers hartstochtelijk met meppers en kranten in de weer omdat ook zij ongenode gasten aan tafel hadden.
Het was wel duidelijk dat wij niet omringd werden door lieden die geen vlieg kwaad zouden doen.
's Avonds tijdens het diner werd er aan de tafeltjes heftig met messen en vorken gezwaaid om de lastposten van de lekkernijen te verjagen. Het bedienend personeel moest soms schielijk opzij springen om niet aan mes of vork geregen te worden. Een wonder dat er geen gewonden zijn gevallen.
In de ijdele hoop dat vliegen vroeg naar bed zouden gaan, verkozen we de prachtige zomeravond op het terras door te brengen.
Daar las ik, regelmatig om mij heen zwaaiend, op mijn i-pad de column van vriend Henk.
Hij wist te vertellen dat in Eerbeek de open dag naaktrecreatie wordt gehouden.
Ik realiseerde me, dat de Veluwebewoners, vaak nog zeer strak in de leer, de vliegenplaag ongetwijfeld zouden zien als een straffe van de Heer bij zulk een duivels, onkuis en verwerpelijk gebeuren.
Eerbeek werd gestraft, gelijk in de oudheid Sodom en Gomorra. De Here had de vliegenplaag, die eertijds ook zijn werk had gedaan als een van de 10 plagen van Egypte, uit de kast gehaald om de zondaren te straffen.
Waren wij mooi klaar mee.....
Het ontbijtbuffet 's morgens stond keurig afgedekt uitgestald: vleeswaren, kaas, vers fruit, yoghurt, alles keurig onder een stolp of in afgedekte schalen. Over de manden met diverse broodjes lagen doeken.
Alleen de mand met krentenbollen was men vergeten af te dekken.
Hoewel, toen ik er met mijn hand naar reikte, kozen de krenten het luchtruim en bleken het pistoletjes en kaiserbrötchen te zijn.
Fietsend en wandelend in de schitterende omgeving konden we de vliegen enigszins ontlopen. We zagen op onze tochten wèl vee, maar de hoeveelheid vliegen was aanmerkelijk kleiner dan rond ons hotel.
Zodra we waren teruggekeerd en ons plekje op het terras hadden ingenomen, werden we weer door de horden welkom geheten.
Het wuiven en om je heen slaan begon een soort automatisme te worden.
Wie mij vandaag of morgen tegenkomt kan mij dus wat ongecontroleerde bewegingen zien maken.
Het zal wel slijten..... hoop ik.
We bestellen nog een versnapering bij de dienstdoende ober en slaan in een klap 5 vliegen plat met onze vliegenmepper die er na een paar dagen intensief gebruik net zo afgeleefd en sleets uitziet als het meubilair in de lounge.
"Wel een heel bijzondere vliegvakantie hè?", sprak een wat oudere dame glimlachend in onze richting......
Natuurlijk hebben we ons goede humeur en plezier niet laten vergallen.
We hebben prachtige dagen gehad, heerlijk gefietst en gewandeld en een bijzondere avond meegemaakt in de tuinen van Paleis Het Loo tijdens de Parade van de Zomerkoning.
Een aanradertje!
zondag 3 augustus 2014
Reclame
De televisie van vandaag.
Ik weet het niet, hoor, maar ik begin mij langzamerhand af te vragen of de films tegenwoordig steeds worden onderbroken door hinderlijke reclameblokken, of dat reclame uitzendingen worden verstoord door het inlassen van storende, korte filmfragmenten.
Vooral bij de commerciële zenders lijken de reclameblokken al maar langer te worden en steeds frequenter op te treden.
Ik speel het tegenwoordig klaar om tijdens zo'n onderbreking rustig een sigaretje te roken, koffie te zetten en in te schenken, uitgebreid te toiletteren èn een spelletje te spelen op mijn i-pad.
Maar ja, wat doe je dan tijdens de volgende onderbreking, die niet lang op zich laat wachten.
Hetzelfde programma afwerken? Ik zou binnen de kortste keren een kettingroker en cafeïne-verslaafde zijn.
Het is ook niet raadzaam om tijdens elk reclameblok een alcoholische versnapering te nuttigen.
Voor je het weet hang je om 11 uur lallend in de bank.
Gelukkig maakt de technologie het ons tegenwoordig mogelijk om de films op te nemen en dan later te bekijken, waarbij we de reclame snel door kunnen spoelen, een strategie die door velen (terecht) gevolgd wordt.
En zo schiet die hele dure, geldverslindende reclamewereld zijn doel voorbij.
Geen hond die er meer naar kijkt.
Doorspoelen, doortrekken.
Mooie woordkeus.
Want daar horen de meeste reclameboodschappen thuis.
De grote èn de kleine.
In het riool.
Nee, natuurlijk zitten er soms wel mooie, leuke of grappige filmpjes tussen, maar als je ze één keer gezien hebt, dan heb je ze wel gezien.
Kijk, een goede film wil ik graag nòg wel een keer (na één of twee jaar) bekijken.
Bij reclamefilmpjes heb ik die behoefte niet.
En toch zijn de reclameblokken tijdens een avond televisie vrijwel identiek en komen steeds weer dezelfde filmpjes langs.
Het merendeel van de reclame kan echter zo de vuilnisbak in.
En soms, heel soms komt er echt iets langs, dat je denkt: Jongens.....
Waar zijn jullie mee bezig.....
Sommige overijverige reclamejongens schamen zich nergens voor om hùn reclame op het netvlies van de kijker te krijgen.
En dat doen ze dan door een wel zò wanstaltig product te fabriceren, dat het wel op moèt vallen.
En verdomd, het lukt ze.
Anders zou ik er hier niet over schrijven.
U hebt hem vast wel langs zien komen.
De Dove reclame, die de laatste tijd de beeldbuis terroriseert.
Voor mij mèt stip in de race voor de eerste plaats bij de jaarlijks uit te reiken "Loden Loeki"
Een warme mannenstem die een deodorant aanprijst:
"Dove Men + Care Antiperspirant met een kwart hydraterende technologie".
Nog voordat je je kunt afvragen: "Wàt zegt ie nou?", word je afgeleid door een oubollig, door een kind getekend poppetje, dat zijn armen in de lucht steekt en waarbij de okselharen spontaan in de fik vliegen, en dat even later lachend achter een barbecue staat.
De warme mannenstem beweert, dat mannen die Dove Men + Care gebruiken, beschikbaar zijn voor andere dingen.
Dan denk ik: Waar gààt dit over?
Heeft hij de barbecue aangestoken met zijn okselhaar?
En dan de aanprijzing van het product.
Antiperspirant? Ik heb wel eens gehoord van transpiratie, van antitranspirant, van transparant en van perspex.
Maar antiperspirant?
Gelukkig heb ik op mijn computer de beschikking over een uitgebreid woordenboek en enig zoeken leert mij de betekenis van het woord perspiratie: onmerkbare huiduitwaseming.
Hè?????
Dat is toch mooi, denk ik dan. Mooi dat ik en anderen geen last hebben van mijn huiduitwaseming, dat dat onmerkbaar gebeurt. Ik ben wel blij met mijn perspiratie....
Maar wat doet antiperspirant dan? Zorgt dat ervoor dat de gebruiker constant een pregnante zweetlucht om zich heen heeft hangen?
Nou niet bepaald iets, wat je van een deodorant zou mogen verwachten.
Een verdere analyse van de reclametekst roept nog meer vraagtekens op.
Technologie laat zich vertalen met: toepassing van wetenschap in de techniek, en hydrateren is het scheikundige proces, waarbij een materiaal water opneemt.
Wat moet ik mij dan in hemelsnaam voorstellen bij "hydraterende technologie"?
En dat dan voor een kwart, één vierde deel......
Waarom niet helemaal?
Begrijpt u wat ze bedoelen?
Ik niet.....
Ik hoor u denken, man, waar maak je je druk om.
Laat ik u zeggen, ik vind het een verademing.
Ik heb liever dat ik me druk mag maken over dit soort futiliteiten, dan dat ik me druk moet maken over ernstiger dingen die gebeuren.
Zoals twee weken geleden.
Dat nooit meer.....
Abonneren op:
Posts (Atom)